Minister Frank Vandenbroucke: “Noodzakelijke valorisatie voor verpleegkundigen met BBT of BBK”

14-02-2022

Minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) maakt 43 miljoen euro vrij voor gespecialiseerde verpleegkundigen met een BBT en BBK. Hiermee wil hij de verpleegkundige functies die in de kou bleven staan door de versnelde uitrol van IFIC in 2020 ondersteunen. “Dit is geen geïsoleerde maatregel, maar past binnen de bredere maatregelen om het verpleegkundig beroep aantrekkelijker te maken”, zegt de minister.

Met 500 miljoen euro in 2020 kwam IF.IC in een stroomversnelling. De lonen van sommige verpleegkundige functies gingen omhoog, maar dat was niet voor iedereen zo. Daarom voorziet minister Frank Vandenbroucke nu extra budget om erkende gespecialiseerde functies, BBT en BBK, te ondersteunen. Concreet zou het gaan om 2.500 bruto extra per jaar voor alle gespecialiseerde verpleegkundigen met een beroepstitel en 830 euro bruto meer per jaar voor alle gespecialiseerde verpleegkundigen met een specifieke beroepskwalificatie. Deze som wordt met terugkerende kracht toegepast vanaf januari 2022. Hiermee herziet de minister een beslissing uit 2015, toen de extra financiering voor BBT en BBK werd stopgezet.

“Het gaat om een noodzakelijke bijsturing. De versnelde uitrol van IFIC is voor de overgrote meerderheid van het zorgpersoneel een echte vooruitgang. De verhoging van het loon is het meest uitgesproken bij de starters. Het was dan ook een van de hoofddoelstellingen bij de invoering van IFIC om de aantrekkelijkheid van een job in de zorgsector te verhogen door betere lonen te voorzien”, zegt de minister. “Na een grondige analyse van de sectorlonen kwamen we tot de vaststelling dat er voor een beperkt aantal gespecialiseerde verpleegkundigen zich een ongezonde afwijking voordeed. Meer bepaald verpleegkundigen met een BBT of BBK, die in het verleden aanspraak maakten op een BBT/BBK-premie. Hun specialisatie werd niet of onvoldoende gevaloriseerd in IFIC, ondanks de vooropgestelde doelstelling van zowel beleid als sociale partners om deze specialisatiepremies te integreren in de IFIC-basisverloning. De urgentie om snel tot een oplossing te komen is ook ingegeven door de huidige crisissituatie, daar moeten we niet flauw over doen. Zo voeren we ook een correctie door bij de verpleegkundigen die vandaag actief zijn op de ICU-diensten en nu al bijna twee jaar een sleutelrol vervullen in deze pandemie.”

Andere verpleegkundige specialisaties

De premie komt er ook voor verpleegkundigen die al in een hogere loonschaal, IFIC 15, zitten. Het gaat om verpleegkundigen met een erkende specialisatie die ook in hun huidige functie noodzakelijk is. Met andere woorden: verpleegkundigen gespecialiseerd in spoedgevallenzorg en intensieve zorg ingeschaald in IFIC 15. Toch heeft slechts 17 procent van de verpleegkundigen een BBT of BBK en bestaan er vandaag nog heel wat specialisaties waarvoor geen BBT of BBK bestaat. Denk maar aan pijnverpleegkundigen, verpleegkundigen medische beeldvorming, wondzorgverpleegkundigen, begeleidingsverpleegkundigen, hemodialyse verpleegkundigen, verpleegkundigen in de gehandicaptenzorg, … Zij komen, net als tijdens de periode 2010-2015, niet in aanmerking voor de premie. “Ik begrijp hun reactie. Het is evenwel belangrijk om te benadrukken dat we zochten naar een oplossing op korte termijn naar aanleiding van de scheeftrekking in verloning die rechtstreeks voelbaar was op de werkvloer”, zegt de minister. “Dit is geen geïsoleerde maatregel, wel een die past in een heel gamma aan maatregelen die we op korte, middellange en lange termijn willen nemen samen met de sociale partners en de verpleegkundige sector. Ook de herziening van de verpleegkundige opleidingen en profielen (functiemodel of zorgladder), en de plaats van de verpleegkundige specialisaties daarin maken onderdeel uit van de oefening die we maken om een job in de zorg aantrekkelijker te maken.”

Minister Vandenbroucke hoopt de lijst erkende specialisaties te kunnen aanvullen en voor deze zorgprofessionals eenzelfde oefening te maken. Uit een rondvraag van het NVKVV in 2020 bleek dat we al snel aan meer dan twintig verpleegkundige functies komen. Ook voor artsen is de lijst aan specialisaties uitgebreid en andere gezondheidszorgberoepen zullen ongetwijfeld volgen. Iedere specialisatie vraagt een erkenningscommissie, maar is dit administratief wel haalbaar? “De toekomst van de verpleegkundige specialisaties maakt integraal onderdeel uit van de werkzaamheden van de taskforce ‘functiemodel voor de verpleegkundige zorg van de toekomst’. Op basis van hun advies zal verder gewerkt worden door de bevoegde ministers en administraties.”

Herziening IFIC

Net als het NVKVV hoopt de minister van Volksgezondheid ook op een grondige herziening van IFIC. Een onderhandeling tussen werkgevers en vakbonden, waar voorganger Maggie De Block geen betrokken partij wilde zijn. Minister Vandenbroucke wil hierin wel een faciliterende rol opnemen. “De uitrol en het onderhoud van IFIC is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de sociale partners. Binnen de contouren van het sociaal akkoord zijn we een overleg gestart met vakbonden en werkgevers”, zegt hij. “Het overleg verloopt op een erg constructieve manier. Ik hoop deze dynamiek ook te kunnen doorzetten in het kader van het IFIC-onderhoud, want het systeem heeft ook nood aan een continue bijsturing in een snel evoluerende sector als de gezondheidszorg. In het kader van dat IFIC-onderhoud, zal ook de premie voor nieuwe aanvragen voor BBT en BBK bekeken worden.”

Wat met HBO5?

Minister Vandenbroucke nam daadkrachtig bijkomende initiatieven om duidelijkheid te scheppen in het HBO5-verhaal. Er werd aan taskforce opgericht die werkt rond het functiemodel. Binnen de taskforce is een werkgroep basisopleiding en een werkgroep specialisatie actief en dat volgens een zeer strikt tijdsschema. “Daar worden zeer belangrijke discussies gevoerd over de toekomst van het verpleegkundig beroep”, vertelt de minister. “Van zodra de taskforce haar eindrapport heeft opgeleverd zal dit ook worden gedeeld met alle geïnteresseerde partijen. De verdere uitvoering en implementatie van het eindrapport zal moeten besproken worden met mijn collega-ministers op niveau van de deelstaten in de schoot van de IMC Volksgezondheid.”

Wat vindt het NVKVV?

In 2010 werd door het nijpend tekort aan verpleegkundigen het attractiviteitsplan voor verpleegkundigen opgesteld door toenmalig minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken Laurette Onkelinx. In 2011 volgde de invoering van premies bij het behalen van een BBK en BBT als onderdeel van dit plan. Een beperkte groep verpleegkundigen werd zo een uitzondering binnen de gezondheidszorgberoepen. Zij ontvingen een extra premie wanneer ze zich bijschoolden. In 2015 werd de maatregel teruggeschroefd door de invoering van IFIC, een model waar verloning gebaseerd is op verworven competenties en verantwoordelijkheden en waarbij de premies volledig of gedeeltelijk zouden worden meegenomen. Geen enkele nieuwe erkenning van een titel of bekwaamheid na 31 augustus 2018 gaf nog recht op een premie.

“Die beslissing van eind 2015 wordt nu plots herzien. Wie kan het beleid nog volgen? De deur voor een eindeloze lijst van verpleegkundige specialisaties is hiermee opengezet, terwijl het NVKVV al jaren ijvert voor een generiek model dat wendbaar is en kansen tot specialisatie biedt voor alle verpleegkundigen”, zegt Ellen De Wandeler, algemeen coördinator van het NVKVV. “Sinds 2019 heeft IFIC vzw stappen ondernomen om tegemoet te komen aan de verzuchtingen. Zo werd een onderhoudsprocedure opgestart en werden voor een beperkt aantal functieprofielen ook ronde tafelsessies georganiseerd. Een zeer intensief werk dat geen vruchten afwerpt. De reeds gerealiseerde onderhoudsprocedures en rondetafels voor de functie verpleegkundigen medische beeldvorming en verpleegkundig ziekenhuishygiënisten hebben tot niets geleid, laat staan dat we hier op vandaag een officiële terugkoppeling over hebben gekregen.”

De grote maar

Toch is dit extra budget een positieve erkenning van alle verpleegkundigen met een BBT en BBK, maar dus wel een met een grote maar. “Het NVKVV is het klankbord van duizenden individuele verpleegkundigen. Met dit schrijven wil het NVKVV een duidelijk signaal geven aan de minister Vandenbroucke, het IFIC en andere betrokken partijen, dat de selectieve premies heel wat verpleegkundigen in de kou laat staan die zich hebben bijgeschoold tot een specialisatie waarvoor er geen BBT of BBK is. Slechts 17 procent van de actieve verpleegkundigen behaalden een BBT (78 procent) of BBK (22 procent”, zegt Ellen De Wandeler. “Onze vraag is het structureel valoriseren van alle verpleegkundige functies los van de dienst van tewerkstelling en sector. We voelen dat de minister in de eerste plaats een antwoord wil geven op de toenemende kritiek van de spoed- en intensieve diensten in Wallonië. Toch is er met dit voorstel nog geen oplossing voor de verpleegkundigen die met een BBT of BBK tewerkgesteld zijn in de Vlaamse zorg- en welzijnssector. Voor hen is financieel nog niets geregeld.”

Het NVKVV blijft dan ook pleiten voor een sterke vereenvoudiging van IFIC, met in aflopende volgorde niet-hiërarchische functies waar alle bestaande functieprofielen kunnen worden ingekanteld. Het gaat om dezelfde functies die werden uitgewerkt door de Federale Raad van Verpleegkunde in 2017-2018:

  • Verpleegkundig specialist master (nieuwe functie)
  • Referentieverpleegkundige afdelingsoverschrijdend  (6161) à Verpleegkundig consulent -afdelingsoverschrijdend (6161)
  • Referentieverpleegkundige  binnen de dienst (6166) à Gespecialiseerde verpleegkundige – binnen de dienst (6166)
  • Verpleegkundige 14A en 14B
  • Nieuwe HBO5 verpleegkundige functie
  • Zorgkundigen

Verpleegkundig ziekenhuishygiënist dient te worden ingeschaald volgens de huidige wetgeving die hun functie en positie bepaald.

Op die manier kunnen objectieve algemene functieomschrijvingen en een duidelijke functiedifferentiatie opgesteld worden, met duidelijke competenties en verwachtingen. Het maakt ook een einde aan de discussies over dienstgebonden functieomschrijvingen die sterk verschillen volgens de regionale en individuele realiteit van de zorginstellingen. Tot slot zijn er zo ook geen ontbrekende functies meer. Dit maakt de implementatie van nieuwe specialisaties vlot mogelijk, zonder bijkomende wetgeving.