Gedrag van ouderen verraadt onvervulde basisbehoeften

Hoe kunnen we onze ouderen beter begrijpen? Behoeftegebaseerde zorg biedt een kader om zorgverleners en naasten te ondersteunen in de omgang met zorgvragende ouderen in residentiële contexten. Uit onderzoek blijkt dat achter agitatie of agressie bij personen met dementie meestal een onvervulde behoefte schuilgaat. Onderzoeker Katrin Gillis pleit ervoor om meer aandacht te hebben voor die basisbehoeften, onafhankelijk van de residentiële setting.

Behoeftegebaseerde zorg is een zorgvisie die zorgverleners ondersteunt in het zoeken naar mogelijkheden om hulp meer af te stemmen op noden en behoeften van zorgvragers. De basis is het behoeftekader van Nolan[1], dat stelt dat zes basisbehoeften vervuld dienen te zijn om een kwaliteitsvol leven te leiden: fysieke en psychische veiligheid, continuïteit, van betekenis zijn, een doel hebben, erbij horen, iets bereiken. Wanneer één of meerdere van de basisbehoeften niet vervuld worden, voelen we ons niet goed en verandert ons gedrag.

Bij ouderen in residentiële settings, zoals een woonzorgcentrum of zelfs een gevangenis, komt de vervulling van deze basisbehoeften wel eens in het gedrag. Dat zegt Katrin Gillis, onderzoeker bij Odisee die vroeger zelf als verpleegkundige met mensen met neurocognitieve stoornissen werkte. “Er kan een probleem optreden met continuïteit, bijvoorbeeld. Alles wat je meemaakt en waarde heeft, moet een plaats krijgen in het verleden, het heden en de toekomst. Zeker dat toekomstperspectief is ontzettend belangrijk, maar ontbreekt soms bij ouderen in residentiële settings. We hebben het dan over langetermijnperspectief, maar even goed over kleine dingen, zoals het vooruitzicht op bezoek of simpelweg om met iemand samen een koffie te drinken.”

Ook ergens bijhoren en betekenisvolle relaties opbouwen worden moeilijk voor ouderen in bepaalde residentiële settings. “Een mogelijke valkuil is dat iedereen samenbrengen in één ruimte voldoende geacht wordt om mensen het gevoel te geven dat ze erbij horen. Maar een betekenisvolle relatie ervaren is iets heel anders dan samen zijn. Iedereen bouwt betekenisvolle relaties op zijn of haar eigen manier. Sommige mensen hebben meer aan een-op-eengesprekken of aan een kleine, hechte vriendenkring.”

Gedrag van mensen met dementie beter begrijpen

In woonzorgcentra vertoont 40 procent van de bewoners met dementie agitatie of agressie, depressie of verdriet. In 90 procent van de gevallen gaat daarachter een onvervulde behoefte schuil. Bij zorgvragers met dementie gaat het vaak om een gevoel van angst en een gebrek aan psychische veiligheid. “Sommige bewoners in een woonzorgcentrum uiten wel eens dat ze levensmoe zijn”, vertelt Katrin Gillis. “Dat kan het gevolg zijn van het verlies van een doel in het leven of het gemis om van betekenis te zijn voor de ander. Veel ouderen hebben in hun leven ernstige verlieservaringen meegemaakt die ze als het ware voortdurend in hun binnenzak met zich meedragen. Erover praten gebeurt zelden. Nog te vaak worden de symptomen aangepakt met antipsychotica of antidepressiva, zonder te kijken naar de achterliggende oorzaken. We moeten nadenken hoe we deze mensen teruggeven waar ze nood aan hebben: veiligheid, een doel, perspectief, … en alternatieve, creatieve niet-farmacologische behandelingsvormen uitwerken.”

Methode met focus op dialoog

Om aan behoeftegebaseerde zorg te doen is het essentieel om in dialoog te gaan met de zorgvrager. “In een eerste fase identificeer je het veranderende gedrag. Vervolgens probeer je de mogelijke oorzaken te herkennen: is er een fysieke aanleiding, is er sprake van een onvervulde behoefte, is de zorg onvoldoende afgestemd op de identiteit van de oudere? Durf daarbij vragen te stellen als ‘Wat zou jij graag hebben dat er gebeurt?’, ‘Ik merk dat je negatief reageert, wat wil jij?’. Door erover te praten, kan je gerichter inspelen op de onvervulde behoefte.” Dat gebeurt met niet-farmacologische behandelingen. Voorbeelden zijn aromatherapie, massage, reminiscentiemomenten, ontmoetingen met hechtingsfiguren, muziekmomenten, bewegingsmomenten, creatieve momenten, …

Onderzoek toont aan dat de methode een positief effect heeft op de mate van gedragsveranderingen van ouderen. In het bijzonder bij agitatie, agressie, symptomen van depressie en verdriet, nachtelijke onrust en pijngedrag. Medewerkers ervaren na verloop van tijd ook minder emotionele belasting. “Aan de basisbehoeften van de oudere moet voldaan zijn, maar ook aan die van de zorgverlener”, stelt Katrin. “Dan pas kan er sprake zijn van excellente zorg.”

Casussen uit de woonzorgcentra

In het kader van het onderzoek praatten de onderzoekers met een vrouw die haar bed niet meer wou uitkomen sinds het overlijden van haar man. Door aandachtig te luisteren kwamen de onderzoekers erachter dat haar echtgenoot degene was die steeds plannen maakte en activiteiten organiseerde. Daarom wou de vrouw niks meer ondernemen. Dus nodigde één van de onderzoekers haar uit om een koffie te gaan drinken in de stad, om haar op te vrolijken op een manier die aansluit bij haar persoonlijke leven. Katrin: “Op het geplande moment regende het pijpenstelen. Ze dronken bijgevolg koffie op de kamer van de bewoner. Ze genoot ervan. Als ze kon, had ze alle koffie aan collega Hilde aangeboden.”

Katrin haalt ook het verhaal van Lutgardis aan. Een sterke vrouw, die vroeg gescheiden was en haar dochter alleen opvoedde, terwijl ze ondertussen carrière maakte als directrice. “Uit haar levensverhaal begrijpen we dat Lutgardis een vrouw is met een zekere autoriteit, die graag de controle in handen houdt. In het woonzorgcentrum merkten de zorgverleners dat Lutgardis steevast erg onrustig werd als haar vuile was werd opgehaald. De oplossing? Haar een stukje autonomie teruggeven en zelf de was laten doen. Pas op, het lijkt simpel, maar er waren zeker enkele barrières. Het personeel vroeg zich terecht af wie het verbruik van die wasmachine dan zou betalen en hoe ze moesten omgaan met andere bewoners die misschien zouden vragen om ook zelf hun was te mogen doen. Toch hebben ze het geprobeerd. Het initiatief bood Lutgardis heel wat rust. Zo zie je maar hoe ver je kan komen door als team out of the box te denken. Dat doen we soms nog te weinig.”

Gevangenis ingericht naar de behoeften

Behoeftegebaseerde zorg biedt niet alleen ondersteuning in het kader van een woonzorgcentrum. Terwijl gevangenissen steeds meer bevolkt worden door een ouder wordende populatie, is de infrastructuur vaak niet ontworpen met de toenemende zorgnood in het achterhoofd. In het Penitentiair Complex Brugge is sinds december een afdeling ‘Waardig Ouder Worden’ voor een tiental oudere zelfredzame personen ingericht volgens de principes van behoeftegebaseerde zorg. Hier verblijven veel oudere mannen. “Oud is in de context van gevangenissen relatief, omdat gedetineerden sneller verouderen door de omstandigheden waarin ze leven”, vertelt Katrin. “De afdeling is op het gelijkvloers gelegen waardoor gedetineerden die minder mobiel zijn, geen trappen hoeven te doen. Er heerst een open gemeenschapsregime waardoor ze meer in contact komen met elkaar, wat hun cognitieve achteruitgang afremt. Er zijn fitnesstoestellen om aan de fysieke conditie te werken, zodat ze zo lang mogelijk hun zelfstandigheid behouden. De gedetineerden krijgen een stukje autonomie terug door zelf te koken. Autonomie vraagt echter ook verantwoordelijkheid. Er is aandacht voor de behoefte aan fysieke en psychische veiligheid van de bewakers. Zo ontstaat een nieuwe invulling voor een standaard gevangenisregime.”

“Gevangenisbewaarders spelen de facto een centrale rol in de eerstelijnszorg voor mensen in detentie. Het is dus belangrijk om bewakers bewust te maken van de specifieke noden van gedetineerden op leeftijd”, vervolgt Katrin. “Daarvoor ontwikkelde Odisee een e-learning. Die beoogt de bewustwording rond verouderingsprocessen in detentie te vergroten, de noden van ouderen in detentie te detecteren en signaleren en handvatten te bieden in de omgang met deze doelgroep. Net zoals in de samenleving bestaat ‘de oudere’ in de gevangenis niet. Het is een heterogene groep mensen, met elk een eigen verhaal. Als gevangenisbewaarders de gedetineerden goed kennen, kunnen ze veranderd gedrag tijdig herkennen, signaleren en op een gepersonaliseerde manier aanpakken.”

Barrières in de praktijk

Katrin erkent dat de behoeftegebaseerde, persoonlijke aanpak niet vanzelfsprekend gaat. In detentie heerst er een zekere afstand tussen de gevangenisbewaarder en de oudere persoon. Ook in een woonzorgcentrum kan sprake zijn van afstand tussen zorgverlener en zorgvrager, maar dan om andere redenen. Katrin Gillis: “Als zorgverleners werken we al eens op automatische piloot of zijn we te gefocust op het afvinken van taken. Door de tijdsdruk behandelen we iedereen gelijkaardig en verliezen we oog voor het individu. We denken soms te snel dat we onze zorgvrager kennen. Behoeftegebaseerde zorg vraagt veel bewuste aandacht. De kunst is om anders om te gaan met de beschikbare tijd. Letterlijk vertragen. Dat vraagt leiderschap en vertrouwen. Het gevoel van tijdstekort is een heel persoonlijk gevoel, maar we moeten ophouden hier individueel tegen te strijden. Je moet het als team aanpakken, met ondersteuning van een leidinggevende. Meer handen aan het bed zou beter zijn, ja, maar er is een omdenken nodig. Het is een moeilijke balans tussen de onvervulde behoeften van de zorgvrager en die van jezelf.”

Daarnaast merkt Katrin op dat het psychische welzijn gelijkgesteld zou moeten worden aan het fysieke welzijn. “Verpleegkundigen voelen zich vooral verantwoordelijk voor de fysieke zorg. Wie is dan verantwoordelijk voor het psychische welzijn? Dat is onduidelijk. Daarom pleiten we voor een behoeftegebaseerde zorg die door iedereen gedragen wordt. Door het team van zorgverleners, maar ook door ondersteunend personeel en de naasten van de zorgvrager. Leren denken in het kader van mogelijkheden en het vervullen van behoeften geeft een heel andere invulling aan de zorg.

Meer informatie over behoeftegebaseerde zorg vind je op www.behoeftengebaseerdezorg.be

[1] Nolan, M., Brown, J., Davies, S., Nolan, J., & Keady, J. (2006) The Senses Framework: Improving care for older people through a relationship-centred approach. Getting Research into Practice (GRiP) Report No 2.


Een POSITIEF verhaal over ouderenzorg in Vlaanderen

Vier op tien Vlaamse 75-plussers nemen dagelijks vijf of meer geneesmiddelen. Dit brengt een complexe farmaceutische zorg met zich mee en vraagt een geïntegreerde en persoonsgerichte aanpak. Hoewel hiervoor geen officieel kader bestaat, bevorderen tal van initiatieven op regionaal niveau een interdisciplinaire samenwerking in de eerstelijnszorg. Het project POSITIEF bracht deze in kaart en stelt nu een aantal aanbevelingen voor.

Om positieve initiatieven rond interdisciplinaire farmaceutische zorg voor ouderen met polymedicatie in kaart te brengen en meer zichtbaarheid te geven, startten de Universiteit Antwerpen en de KU Leuven begin 2022 het project POSITIEF op. Dit gebeurde onder leiding van prof. dr. Tinne Dilles (UAntwerpen) en prof. dr. Veerle Foulon (KU Leuven). Apotheker Indira Coenen en verpleegkundige Elyne De Baetselier voerden de studie uit.

Het project focuste op samenwerkingen binnen de eerstelijnsgezondheidszorg, omdat een interdisciplinaire zorg in deze setting minder voor de hand ligt. “Binnen een ziekenhuis werken zorgverleners in een vast teamverband. Hierdoor zijn ze beter op elkaar afgestemd en verlopen de samenwerking en de communicatie vlotter. In de eerste lijn is deze interdisciplinaire samenwerking tussen arts, apotheker en verpleegkundige minder vanzelfsprekend”, legt Indira uit. “Toch zetten verschillende projecten hierop in. Vanuit POSITIEF wilden we begrijpen wat deze initiatieven succesvol maakt en welke aanbevelingen we kunnen doen naar het werkveld en naar het beleid.”

Inspiratie voor het succesvol opzetten van geïntegreerde zorg

Om positieve projecten rond ouderen met polymedicatie te verzamelen werd in april vorig jaar via de beroepsorganisaties van apothekers, artsen en verpleegkundigen een oproep gelanceerd. Elyne: “Hieruit werden een negental initiatieven geselecteerd, waarvoor we vijftien zorgverleners en vier patiënten interviewden. De geselecteerde initiatieven situeerden zich in de thuiszorg en de woonzorgcentra.” Als een eerste stap binnen POSITIEF beschreven de onderzoekers de kenmerken van de geïntegreerde, interprofessionele aanpak. Omdat een ambitie van het project is te leren en te inspireren uit deze positieve voorbeelden, werd vervolgens bestudeerd hoe de initiatieven waren opgezet. Zo is er nu een overzicht van de gebruikte methoden van implementatie en de succesfactoren die kunnen helpen om een sterkere geïntegreerde, interprofessionele zorg voor patiënten met polyfarmacie in de eerste lijn te realiseren. Verschillende kenmerken op individueel, organisatorisch en politiek niveau spelen een rol. Op het niveau van de individuele zorgverlener zijn de persoonlijke motivatie en de interpersoonlijke relaties bepalend voor het slagen van de samenwerking. Zo zijn zorgverleners vaak meer geneigd om samen te werken met personen die ze al kennen. Regelmatig overleg – idealiter face-to-face – is noodzakelijk, al moeten de zorgverleners daarom niet in eenzelfde praktijk zitten.

Daarnaast raadt POSITIEF aan om al tijdens de opleidingen van studenten geneeskunde, farmaceutische zorg en verpleegkunde in te zetten op een interdisciplinaire samenwerking. “Dit kan in de praktijk leiden tot een groter onderling respect en vertrouwen”, zegt Elyne. “Vandaag is er soms nog onvoldoende duidelijkheid over de rol van elke zorgverlener. Omdat huisartsen, apothekers en verpleegkundigen niet in een vast team samenwerken, is er soms onwetendheid, die resulteert in terughoudendheid. Een gestructureerde teambenadering met duidelijke, soms gedeelde verantwoordelijkheden is noodzakelijk voor een geïntegreerde zorg voor elke patiënt.”

“De bevraging van de patiënten zelf bracht aan het licht dat zij meestal niet op de hoogte zijn van de interdisciplinaire samenwerking tussen zorgverleners gericht op het optimaliseren van hun medicatiegebruik”, gaat Indira verder. “Er is onvoldoende zicht op de verwachtingen van de ouderen hieromtrent. Verder onderzoek is nodig om dit beter in kaart te brengen.”

Een structureel kader

Tegelijk wil POSITIEF de zichtbaarheid van de succesvolle initiatieven verhogen. Enerzijds om andere zorgverleners te inspireren en stimuleren. Anderzijds om te vermijden dat dezelfde initiatieven steeds weer opnieuw ‘uitgevonden’ worden. Indira: “Uit onze bevragingen kwam inderdaad naar boven dat er parallelle projecten zijn. Dit wordt niet op federaal of gewestelijk niveau gecoördineerd. Het zijn samenwerkingen die zorgverleners zelf opstarten op lokaal niveau.” Op organisatorisch niveau zijn de samenwerkingscultuur, de schaal van het project en de beschikbare tijd essentieel. Initiatieven die op te grote schaal opgezet worden, dreigen een lagere slaagkans te hebben, aldus de initiatiefnemers. Op beleidsniveau is een duidelijk wettelijk kader nodig, maar ook ondersteuning door bijvoorbeeld technologie. Er is een gebrek aan financiering van dit soort initiatieven, waardoor zorgverleners dit vandaag vrijwillig doen of met tijdelijke financiering.

De bevindingen van het project POSITIEF zullen in een paper begin dit jaar overgemaakt worden bij het International Journal of Integrated Care. Verdere interviews met patiënten en zorgverleners zullen in het najaar van 2023 uitgevoerd worden.

Factoren die de slaagkans van een interdisciplinair initiatief verhogen

  1. Het project wordt bottom-up gedefinieerd en heeft een breed draagvlak.
  2. Er is een gemotiveerde projectcoördinator.
  3. Zorgverleners beslissen vrijwillig om aan het project deel te nemen.
  4. Beslissingen worden in teamverband genomen.
  5. De patiënt wordt betrokken in zijn of haar medicatieplan.
  6. Er is een open communicatie met alle betrokkenen.
  7. Ondersteunende documenten zijn beschikbaar voor de verschillende zorgverleners. Denk aan procedures, protocollen, maar ook het medicatieplan, … Het invullen en bijhouden van deze documenten brengt geen administratieve last met zich mee.


Regenboogsenioren te vaak onzichtbaar in woonzorgcentra

“We hebben geen problemen met LGBTQI+[1] mensen, maar in ons woonzorgcentrum wonen geen mensen die homo of lesbisch zijn.” Het is een uitspraak die Maggy Doumen al regelmatig te horen kreeg. Als lid van de RainbowAmbassadors komt ze op voor de rechten van holebisenioren. Omdat deze groep nog te vaak onzichtbaar blijft.

Iets meer dan vijftien jaar geleden werd de voorloper van vzw RainbowAmbassadors opgericht, in de schoot van het Roze Huis, de koepel voor de regenbooggemeenschap in Antwerpen. Ondertussen zetten een dertigtal vrijwilligers en een grote groep sympathisanten de werking voort van de vzw, met een kern in Brussel en in Antwerpen. De missie? Een gezicht en een stem geven aan LGBTQI+ senioren. “Wel 10 procent van de bevolking is LGBTQI+. Toch zijn we een vergeten groep in de maatschappij, zeker senioren.”

Aan het woord is Maggy Doumen, 74 jaar en bevlogen regenboogambassadeur. Ondertussen is ze al 28 jaar samen met haar vriendin Bea. Toch was ze daarvoor ook 18 jaar getrouwd met een man. “Ik werd eigenlijk al op mijn zeventiende gewaar dat ik op vrouwen viel”, vertelt ze. “Ik wist wel dat er homoseksuele mensen bestonden en ik noemde mezelf bi, maar eigenlijk had ik geen idee waar ik met mijn gevoelens terechtkon. Ik had bovendien een sterke kinderwens. Uiteindelijk ben ik dus toch getrouwd met een man.” Achttien jaar lang leefden ze gelukkig samen. Tot Maggy op een dag bezoek kreeg van een vroegere vriendin. “Ze vroeg: denk jij dat ik lesbisch ben? En ik flapte eruit: jij niet, maar ik wel. Plots zag ik het allemaal heel helder.” Op haar 44e vroeg Maggy de scheiding aan en ondertussen deelt ze al 28 jaar lief en leed met Bea.

Onzichtbare groep

Maggy is nu ruim tien jaar geëngageerd lid en medestichtster van de vzw RainbowAmbassadors. Eén van hun speerpunten is het sensibiliseren van de ouderenzorg. “Sommigen ontsnappen eraan, maar de realiteit is dat veel ouderen op een bepaald moment zorgbehoevend worden. Veel ouderen kruipen terug in de kast wanneer ze hun vertrouwde stekje inruilen voor een woonzorgcentrum. Uit schrik om gepest of genegeerd te worden. Ik hoorde iemand ooit vertellen dat ze bang was dat de medebewoners niet meer met haar zouden willen eten, als ze zouden weten dat ze lesbisch is. De prioriteiten verschuiven: je wil de vrede bewaren en vooral de juiste zorg krijgen.”

Volgens Maggy moet er in woonzorgcentra en andere (zorg)instellingen meer aandacht zijn om de LGBTQI+ gemeenschap te verwelkomen. “Mensen brengen in een woonzorgcentrum de laatste periode van hun leven door. Dit zouden kwalitatieve dagen moeten zijn. Dat kan niet als je zo’n groot deel van je identiteit verstopt. Vanuit directies klinkt regelmatig dat er geen probleem is, omdat er simpelweg geen LGBTQI+ bewoners aanwezig zijn. De realiteit is dat personeel het vaak gewoon niet weet.” Het is dus geen kwestie van slechte wil, maar een gebrek aan kennis. Daarom spreken de RainbowAmbassadors personeel aan in woonzorgcentra en zorginstellingen, maar ook studenten in zorgrichtingen en actieve senioren in onder meer dienstencentra, seniorenverenigingen en seniorenraden.

Praktische tips

Hoe creëer je dan een uitnodigende omgeving voor LGBTQI+ senioren? Volgens Maggy doet een foldertje aan het onthaal of een regenboogsticker al wonderen. “Zelfs een klein regenboogsymbool maakt voor ons een groot verschil, we herkennen dat direct. We raden ook aan om aan het onthaal te vragen of iemand een partner heeft in plaats van aan een vrouw te vragen of ze een man heeft en vice versa. Met de RainbowAmbassadors organiseren we ook fototentoonstellingen. Het is een goed idee om zoiets bijvoorbeeld in de gang te installeren met een blaadje uitleg bij. Zorgpersoneel en bewoners kunnen dit dan samen bekijken. We maken ook informatiefilmpjes en organiseren spelletjes- en praatsessies. Met als thema bijvoorbeeld ‘Mijn kleinkind is holebi, hoe ga ik daarmee om?’ Dat interesseert senioren wel. Tegenwoordig kennen ze allemaal wel iemand uit de LGBTQI+ gemeenschap, maar ze weten niet hoe ze met hen moeten omgaan.” Tijdens hun infosessies peilen de RainbowAmbassadors naar de ervaring van zorgverlening met LGBTQI+ mensen. Ongeveer de helft zegt dat ze iemand kennen die homo of lesbisch is. Wanneer het gaat over transgender personen, zegt in het beste geval één op de twintig iemand te kennen.

Het manifest van de RainbowAmbassadors

  1. Het mentaal en fysiek welzijn van de LGBTQI+ senioren is een fundamenteel mensenrecht. De regionale en federale overheden moeten, elk op hun niveau, een werkbaar kader creëren voor de praktische implementatie hiervan.
  2. Een non-discriminatieclausule met specifieke vermelding van deze doelgroep dient vermeld te worden in alle instellingen van de ouderenzorg én vervolgens gecontroleerd en gerapporteerd bij inbreuken door de verantwoordelijke inspecties.
  3. Aan iedereen die zich bezighoudt met senioren (artsen, zorgpersoneel, ander personeel, vrijwilligers, …) moet voldoende en aangepaste vorming gegeven worden om de nodige handvatten te leren kennen hoe hiermee om te gaan, deze doelgroep beter te integreren en eventuele discriminatie te bestrijden.
  4. Woonzorgcentra, dienstencentra, thuishulp, rusthuizen e.a. zouden het best een referentiepersoon aanduiden die extra vorming kan volgen rond de specifieke behoeften van LGBTQI+ senioren om zo de doorstroom van informatie naar de basis te verzekeren en de nodige vorming te voorzien. Deze persoon kan ook in vertrouwen genomen worden om LGBTQI+ senioren, familie en medewerkers te ondersteunen en begeleiden.
  5. De nodige budgetten moeten structureel voorzien worden om deze kentering te realiseren.

Begin bij onderwijs

Volgens Maggy begint positieve verandering idealiter in het onderwijs. “Eigenlijk moet hier van kleins af aan over gesproken worden, al vanaf het kleuter- en het lager onderwijs. Zodat er bijvoorbeeld meer begrip is voor dat klasgenootje met twee mama’s of twee papa’s. Die kinderen voelen dan al dat zij op een bepaalde manier deel uitmaken van een minderheid”, zegt Maggy. Ze merkt dat leerkrachten zelf vaak niet weten hoe ze hiermee moeten omgaan: wat dan met moederdag en vaderdag?

Ook in het hoger onderwijs is er te weinig aandacht voor, vindt Maggy. “Er wordt wel eens les gegeven over diversiteit, maar LGBTQI+ senioren blijven vaak de vergeten groep. Ook tijdens hun stages komen weinig zorgverleners in opleiding in contact met een oudere uit de LGBTQI+ gemeenschap, laat staan een transgender persoon. Dat besef is pijnlijk, want dit zijn de mensen die voor ons moeten zorgen. Opleidingen aan hogescholen en universiteiten moeten hier meer op inspelen, maar ook bijscholingen voor zorgverleners in het werkveld moeten er aandacht aan besteden.”

De missie in het manifest

De RainbowAmbassadors goten hun missie in een helder manifest. “Het manifest schetst de huidige situatie. We lijsten op welke stappen er volgens ons gezet moeten worden door overheden, directies, zorgverleners, … eigenlijk door iedereen die zich bezighoudt met senioren. Wel geloven we sterk dat dit door de overheid moet opgepikt worden, dit is geen strijd om individueel te voeren. Overheden moeten op hun niveau een werkbaar kader creëren dat respect voor iedereen garandeert. Toch wil ik iedere zorgverlener oproepen om aandacht te hebben voor LGBTQI+ zorgvragers. Toon belangstelling voor hun leven en wees niet bang om vragen te stellen. Ruimte maken om mensen te laten zijn wie ze zijn, neemt al heel wat van hun stress weg. Erkenning doet deugd. Praat ook eens met je  LGBTQI+ collega’s. Welke mogelijkheden zien zij om de werk- en leefomgeving inclusief in te richten? Durf initiatief te nemen en je directe oversten aan te spreken. De bewoners zullen je dankbaar zijn.”

Voor meer info en praktische tips kan je terecht op rainbow-ambassadors.be

[1] LGBTQI staat voor lesbisch, gay/homo, bi, transgender, queer en intersekse. De ‘+’ wordt toegevoegd, omdat we daar zo inclusief mogelijk willen zijn gender en seksuele diversiteit.


Vroegtijdige zorgplanning implementeren in de dagelijkse zorg

Vroegtijdige zorgplanning maakt deel uit van palliatieve zorg en wordt gedefinieerd als het proces dat volwassenen op elke leeftijd of in elk stadium van hun gezondheid ondersteunt bij het begrijpen en delen van hun persoonlijke waarden, levensdoelen en voorkeuren met betrekking tot toekomstige medische zorg.[1] Annelien van Dael deed onderzoek naar vroegtijdige zorgplanning in woonzorgcentra bij mensen met dementie en werkte aan een trainingsprogramma om zorgverleners bij te staan in hun omgang met vroegtijdige zorgplanning.

Annelien van Dael is psychologe van opleiding en werkte een tijdlang in een woonzorgcentrum. “Ik zag hoe we als zorgverleners met hart en ziel voor de bewoners klaarstaan”, vertelt ze. “Toch ligt het vaak moeilijk om het levenseinde een plaats te geven. Het is geen evident thema, waar nog te weinig over gepraat wordt. Uit onderzoek blijkt dat negentig procent van de mensen thuis wil sterven. Toch overlijdt het merendeel van hen elders. Door vroegtijdige zorgplanning kunnen we beter anticiperen op de noden en wensen van onze zorgvragers.”

Volgens onderzoek leidt vroegtijdige zorgplanning (VZP) tot een betere levenskwaliteit en een gevoel van controle bij de zorgvragers. Daarnaast maakt het een vroegere en vlottere inschakeling van palliatieve zorg mogelijk. Er wordt minder hardnekkig doorbehandeld, er gebeuren minder ongewenste transfers naar het ziekenhuis en mensen sterven vaker op de plaats van hun voorkeur. Ook op de nabestaanden heeft vroegtijdige zorgplanning invloed. Ze ervaren minder depressieve gevoelens, minder belasting, een grotere tevredenheid en een beter rouwproces.

“Goede levenseindezorg is essentieel”, vindt Annelien. “Door de betere medische zorg zijn er steeds minder mensen die plots overlijden. Velen zien de dood langzaam aankomen en hebben dus tijd om na te denken over wat ze willen tijdens hun laatste dagen. Toen het project VZP+ op mijn pad kwam, besliste ik me volop op research te storten. Dit was voor mij de manier om een positief verschil te maken.”

Wat is VZP+?

Binnen het project VZP+ van de End of Life Research Group (VUB) ontwikkelden de onderzoekers een trainingsprogramma om VZP op een goede en duurzame manier te implementeren in de dagelijkse zorg in woonzorgcentra. De training spreekt alle zorgverleners aan: verpleegkundigen, zorgkundigen en ander zorgpersoneel zoals sociaal werkers, kinesitherapeuten, … Annelien: “We ontwikkelden verschillende tools[2] om zorgpersoneel te ondersteunen om het gesprek aan te gaan over vroegtijdige zorgplanning en de wensen van bewoners te documenteren, de drie belangrijkste: een uitgebreide conversatiegids, een praktische samenvatting met prompts die je direct in een conversatie kan gebruiken en een document om de uitkomsten van het gesprek vast te leggen.”

Een centraal aspect van de VZP+-aanpak was het toewijzen van verschillende rollen aan alle personeelsleden in het woonzorgcentrum. “De referentiepersonen zijn de kartrekkers, diegenen die anderen opleiden en warm maken voor vroegtijdige zorgplanning. De gespreksleiders zijn verantwoordelijk om regelmatige VZP-gesprekken in te plannen en te houden met bewoners en hun naasten. Alle andere personeelsleden treden op als signaleerders. Zij herkennen triggers die wijzen op de bereidheid of de behoefte van een bewoner om deel te nemen aan VZP. De aanpak met de rollen bleek een goede manier om iedereen in de zorginstelling te betrekken op hun eigen niveau. Je creëert een open sfeer en vermindert het taboe. Doordat iedereen op de hoogte is, wordt het gemakkelijker om het thema aan te snijden met collega’s en bewoners.”

Aandachtspunten bij bewoners met dementie

Als eerste stap in haar doctoraatstraject dook Annelien in de literatuur om een stand van zaken op te stellen in verband met levenseindebeslissingen bij mensen met dementie en de betrokkenheid van hun naasten. In de trainingstool VZP+ werd hiermee rekening gehouden, want dementie vraagt bijzondere aandacht en een specifieke aanpak. “In een woonzorgcentrum zijn bewoners doorgaans al verder in het dementieproces”, vertelt ze. “Velen zijn niet meer wilsbekwaam, dus de familie is nauw betrokken bij alle beslissingen. Omgaan met personen met dementie vraagt een heel andere gesprekstechniek. Enkele concrete tips die wij meegaven, zijn: laat het gesprek niet te lang duren. Let er ook op dat niet te veel afleidende factoren zijn. Vat het gesprek bijvoorbeeld niet aan op het moment dat de persoon normaal gezien een middagdutje doet.”

Conclusies

De trainingsmodule in het onderzoek duurde acht maanden. Uit de evaluatie bleek dat die positieve effecten teweegbracht. “Na de opleiding was er meer bewustzijn over vroegtijdige zorgplanning in het hele woonzorgcentrum”, vertelt Annelien. “Een belangrijke observatie is dat zorgverleners meer vertrouwen hadden in hun eigen kunnen en sneller het gesprek durfden aan te gaan. Een cruciaal element is de steun vanuit het management. Als die er is, wordt het aanzienlijk gemakkelijker om tijd te investeren in VZP.”

De onderzoekers erkennen dat de context van een woonzorgcentrum vaak complex is. “Vroegtijdige zorgplanning implementeren in de dagelijkse zorg is echt een cultuurverandering, die tijd en energie vraagt. Daarvoor is engagement van de leidinggevenden onmisbaar. Er is ook relatief veel verloop van personeel en zo dreigt waardevolle kennis uit de organisatie te verdwijnen. Daarom werkt de aanpak met de verschillende rolverdelingen zo goed: iedereen is op zijn of haar eigen manier betrokken en je bent niet afhankelijk van één referentiepersoon.”

Boodschap aan alle zorgverleners

Annelien raadt iedereen aan om een training rond VZP te volgen. Tegelijkertijd benadrukt ze dat je als zorgverlener elke kans moet grijpen om met bewoners in gesprek te gaan. “Je hoeft geen angst te hebben om met bewoners in gesprek te gaan over vroegtijdige zorgplanning. Als iemand er niet over wil praten, merk je dat vanzelf. Laat het dan even los. Vroegtijdige zorgplanning is een proces, geen gesprek dat je één keer voert of één document dat je opstelt. Onze ingesteldheid fluctueert in tijd en plaats, en het is ook oké als mensen van gedachten veranderen over hoe ze het einde van hun leven willen inrichten. Dat is ook niet onlogisch wanneer het levenstraject of het ziektebeeld wijzigt. We moeten oplettend blijven, zodat we iedereen de kans geven om erover te praten als ze willen.”

[1] Sudore RL, Lum HD, You JJ, et al. Defining Advance Care Planning for Adults: A Consensus

Definition From a Multidisciplinary Delphi Panel. J Pain Symptom Manage. 2017;53(5):821-

832.e1. doi:10.1016/j.jpainsymman.2016.12.331

[2] Advance care planning in nursing homes: new conversation and documentation tools. Wendrich-van Dael A, Gilissen J, Van Humbeeck L, Deliens L, Vander Stichele R, Gastmans C, Pivodic L, Van den Block L.BMJ Support Palliat Care. 2021 Sep;11(3):312-317. doi: 10.1136/bmjspcare-2021-003008. Epub 2021 Jun 23.PMID: 34162581 Free PMC article.

Annelien Van Dael

Onderzoek meteen vervolgd

Het VZP+-project kreeg de nodige aandacht van de Vlaamse overheid. Samen met het PACE-project (PAlliative Care for Elderly people in long-term care facilities in Europe) ligt het aan de basis van het TETRA-project ‘Van cure naar care’, dat loopt tot 2024 met de steun van VLAIO.

Meer weten over het TETRA-project? Grijp even terug naar de juni 2022-editie van Netwerk Verpleegkunde met thema palliatieve zorg.


De relatie tussen verpleegkundige en oudere als essentieel onderdeel van de zorg

Zorg is meer dan technische en medische handelingen. De interpersoonlijke relatie tussen zorgvrager en zorgverlener is een essentieel aspect van een ziekenhuisverblijf, maar blijft in de wetenschappelijke literatuur onderbelicht. Recent doctoraatsonderzoek onthult hoe gehospitaliseerde ouderen op niet-geriatrische afdelingen de interpersoonlijke zorgrelatie ervaren. Wat gaat goed, waar schieten we nog tekort?

Het doctoraatsonderzoek van verpleegkundige Melissa Riviere kwam tot stand door een samenwerking tussen AZ Delta, hogeschool VIVES en het Universitair Centrum voor Verpleegkunde en Vroedkunde van UGent. Door de vergrijzing komen meer en meer ouderen in het ziekenhuis terecht, ook op niet-geriatrische afdelingen. Mede door het kwetsbare en complexe profiel van de oudere patiënt speelt de interpersoonlijke zorgrelatie een cruciale rol binnen kwalitatieve en patiëntgerichte zorg. Er was nog maar weinig geweten over wat de oudere patiënt daarin belangrijk vindt. “Om die relatie bij de oudere doelgroep te onderzoeken startten we met een grondige literatuurstudie”, vertelt Melissa. “Vervolgens hebben we de InteGer tool ontwikkeld om de interpersoonlijke zorgrelatie in kaart te brengen en de zorgkwaliteit te meten. Gelijktijdig liep ook kwalitatief onderzoek in de vorm van interviews. Oudere patiënten die eerder gehospitaliseerd waren op niet-geriatrische afdelingen werden gevraagd naar hun ervaringen over het contact met verpleegkundigen tijdens de ziekenhuisopname.”

InteGer tool

Met de InteGer tool wou Melissa in kaart brengen hoe het contact van ouderen met verpleegkundigen verloopt. InteGer bestaat uit dertig stellingen over verschillende situaties of ervaringen die in het ziekenhuis kunnen voorkomen. Deze onderzoekstool werd bij 483 ouderen, gehospitaliseerd op niet-geriatrische afdelingen, ingezet. De patiënten moesten dan aangeven hoe vaak deze situatie zich voordeed tijdens hun opname en hoe storend ze dit ervaarden. Een van de voorgelegde stellingen was bijvoorbeeld: ‘Ik probeer ervoor te zorgen dat verpleegkundigen mij geen lastige patiënt vinden.’ Deze kwam bij de ouderen vaak voor. “We formuleerden de stellingen negatief, want uit de literatuur en onze gesprekken bleek dat het voor patiënten soms moeilijk is om negatieve ervaringen aan te kaarten. Op deze manier gaven we hen de ruimte om eerlijk te zijn over negatieve situaties of gevoelens.”

In het onderzoek kwam eerst naar voren dat patiënten positief zijn over hun ervaring in het ziekenhuis. “Ze halen aan dat verpleegkundigen vriendelijk zijn en doen wat ze kunnen. Maar als je doorvraagt, merk je dat de contacten met verpleegkundigen vooral kort en functioneel zijn, gericht op de taken van de verpleegkundige. Bovendien bleek dat bepaalde, fundamentele zorgbehoeften die de patiënten zelf noodzakelijk vonden, niet vervuld werden. Zo gaven meerdere respondenten aan dat ze soms niet op tijd naar het toilet konden gaan of ze te lang moesten wachten op pijnmedicatie. Voor mij was het een eyeopener dat de onvervulde zorgbehoeften die gehospitaliseerde ouderen vermelden geen details of extraatjes zijn, zoals pakweg een extra kussen brengen of voeten wassen, maar wel fundamentele noden, zoals pijnstilling.”

De veerkrachtige patiënt

Gehospitaliseerde ouderen van wie fundamentele zorgbehoeftes niet voldaan zijn, proberen op verschillende manieren toch de zorg te krijgen die ze nodig hebben. Melissa observeerde daarvoor verschillende strategieën: “Bijna alle patiënten passen zich aan aan de zorgverlener. Ze letten op de verbale en non-verbale signalen en proberen daarop in te spelen. Een andere strategie is om het heft in eigen handen te nemen. Dan schakelen patiënten iemand van de familie in om hen te helpen, of proberen ze zelf een oplossing te zoeken, zoals alleen uit bed proberen te stappen. Dit houdt natuurlijk risico’s in voor de patiëntveiligheid. Ten slotte zijn er patiënten met een ‘het is wat het is’-mentaliteit. Ze ondergaan de zorgen, minimaliseren hun verwachtingen en doen er alles aan om niet als een lastige patiënt gezien te worden. Heel vaak is er ook een interactie tussen de verschillende strategieën.”

“De meeste zorgvragers zijn erg observatief en tonen een groot aanpassingsvermogen aan hun zorgverlener. Daarnaast gaan ze soms zelf het gedrag van verpleegkundigen of gebeurtenissen in het ziekenhuis rationaliseren of zelfs excuseren. Ze beseffen dat er een hoge werkdruk heerst en een tekort aan handen. Als verpleegkundige is het belangrijk om ons ervan bewust te zijn dat onze attitude al heel veel bepaalt, soms nog voor we een woord gezegd hebben.”

Kernwaarde, kernbehoefte en kernelementen

Uit haar onderzoek distilleerde Melissa de kernwaarde en –behoefte die centraal staan in de interpersoonlijke zorgrelatie door de ogen van de patiënt: respectievelijk respect voor de waardigheid van de patiënt en fundamentele zorgbehoeften. Daarnaast werden er in het onderzoek ook drie kernelementen gedefinieerd: het aanpassingsvermogen van de patiënt, de gepercipieerde werkdruk in de zorgcontext en de gepercipieerde attitude van de verpleegkundige. De interactie tussen de drie kernelementen is bepalend voor de mate waarin er tegemoet gekomen wordt aan deze kernwaarde en -behoefte.:

“Het is belangrijk om als zorgorganisatie voldoende aandacht te hebben voor de impact van de organisatorische context op de interpersoonlijke relaties tussen verpleegkundigen en zorgvragers”, stelt Melissa. “Ik wil wel benadrukken dat patiënten niet vragen om extra tijd aan hen te besteden. Het gaat er vooral om hoe de beschikbare tijd benut wordt. Terwijl je als verpleegkundige in de kamer bent om de nodige handelingen uit te voeren, kan je gerust vragen hoe het echt met iemand gaat. Door de tijd met de patiënt kwalitatief in te vullen, kan de kernbehoefte van de patiënt in kaart gebracht worden.”

Anders omgaan met tijd

Er is dus een andere manier van denken nodig. Door de tijd die je als verpleegkundige in de kamer doorbrengt anders in te vullen, kan je heel wat tijd winnen op de langere termijn. Door proactief kernbehoeften te bevragen voor het verlaten van de kamer zoals ‘Moet je nog naar het toilet?’, ‘Heb je nog voldoende water?’ kan je vermijden dat je niet veel later een nieuwe beloproep krijgt van de patiënt. Dat is een win-win, want op deze manier straal je als verpleegkundige bereidheid uit om tegemoet te komen aan de behoeften van de patiënt en geef je de patiënt het gevoel niet tot last te zijn. De interpersoonlijke zorgrelatie is fundamenteel voor een kwaliteitsvolle zorgverlening. Het is geen extra taak die meer tijd vraagt, en iedere verpleegkundige heeft de nodige competenties in huis. Het gaat erom de kernbehoeften af te stemmen met de patiënt en als verpleegkundige te bepalen hoe je hieraan tegemoet kan komen binnen de beschikbare tijd.


Verpleegkundig specialist geriatrie: een uitzondering in Vlaanderen

Met vijf zijn ze, de verpleegkundig specialisten geriatrie in Vlaanderen. Anthony Jeuris uit het Jessaziekenhuis in Hasselt is er een van. Hij heeft nog collega’s in het Maria Ziekenhuis in Overpelt, in het UZ Gent en in het AZ Nikolaas in Sint-Niklaas. De veelzijdigheid van geriatrie, de nood aan veel inhoudelijke expertise en het gebrek aan specifieke financiering zijn volgens hem misschien wel de verklaringen waarom deze verpleegkundige functie nog niet breder bekend is. Tijd om daar verandering in te brengen.

Anthony Jeuris startte zijn carrière als HBO5-verpleegkundige. Na enkele stages in het Jessaziekenhuis begon hij er op de afdeling geriatrie, een dienst waar hij nog niet gewerkt had, maar die hem al snel zijn ware passie liet ontdekken. Zijn diensthoofd motiveerde hem vervolgens een bachelor verpleegkunde te halen, waarna hij werkte als liaisonverpleegkundige tot hij zijn master in de verpleegkunde behaalde en verpleegkundig specialist werd. “Mijn werk focuste zich de afgelopen jaren vooral op ambulante zorg en op zorg voor ouderen die niet op geriatrische afdelingen verblijven. Als verpleegkundig specialist ben je gespecialiseerd in een deeldomein van de zorg”, zegt Anthony. “Voor een verpleegkundig specialist geriatrie is dit deeldomein ouderen waarbij mijn specifieke focus ligt op kwetsbare ouderen in het ziekenhuis. Deze populatie kenmerkt zich, net als in woonzorgcentra, door een bepaalde complexiteit ten gevolge van allerlei verschillende mogelijke aandoeningen in combinatie met geriatrische syndromen. Doordat we een profiel behandelen zien we patiënten met veel uiteenlopende redenen van opname binnen geriatrie waardoor het een uitdaging vormt om steeds over voldoende inhoudelijke expertise te beschikken. De variëteit van geriatrie is één iets. Daarnaast behandel je ook – samen met een interdisciplinair team – patiënten met een levensverhaal en met een netwerk. Je maakt deel uit van een zorgteam. De families, de mantelzorgers, het woonzorgcentrum, … Het is een patiëntengroep die je heel dankbaar is omdat je een rol vervult in hun leven en vaak ook hun eenzaamheid tegen gaat.”

Financiering

De verpleegkundig specialist1 werd in 2015 opgenomen in de Wet op de uitvoering van de gezondheidszorgberoepen. Voorlopig is het nog wachten op de wettelijke invulling van deze functie en op de bijhorende financiering. Daardoor is de functie in ons land nog weinig bekend en zijn er ook geen aparte budgetten voorzien. Aan die definitie2 wordt volop gewerkt. “Dat maakt het voor kleine ziekenhuizen niet altijd evident om een verpleegkundig specialist geriatrie aan te nemen”, licht Anthony toe. “Hoewel het ziekenhuis in Overpelt eerder klein is, kozen zij er bewust voor om iemand in die functie aan te nemen Bij de opstart van een verpleegkundig specialist geriatrie is het goed om te spreken over welke meerwaarde hij/zij denkt te genereren om zo de investering te verantwoorden. Want een verpleegkundig specialist geriatrie betaalt zichzelf terug, als de outcomes duidelijk gecommuniceerd worden. Waar denken we verbetering te realiseren? Hoe volgen we dit op? Dat hoeft geen voltijdse functie te zijn. Iemand kan dit ook initieel aan 20 procent opnemenopnemen om dan later naar meer procent te evolueren.”

Helikopterperspectief

De invulling van de functie verpleegkundig specialist geriatrie gebeurt dus in nauw lokaal overleg binnen de instelling. “In het Jessa Ziekenhuis werk ik zo in overleg met de inhoudsverantwoordelijke, onder meer voor ons eigen geriatrisch handboek”, zegt Anthony. “Zo werk ik bepaalde processen uit en begeleidt deze, waardoor ik ook anderen help met de inhoud van hun job. Gezien de diversiteit binnen geriatrie werkt een verpleegkundig specialist geriatrie bij voorkeur samen met verpleegkundig consulenten geriatrie. Een voorbeeld hiervan zijn de mensen van het geriatrisch supportteam. Verder hebben we de afgelopen jaren nog een aantal andere verpleegkundig consulentschappen binnen geriatrie ontwikkeld. Zo hebben we iemand die gespecialiseerd in hartfalen bij ouderen. Naast het uittekenen van het zorgmodel, werken we ook aan het continu optimaliseren van dit zorgmodel en werken we aan de verspreiding van dit model, voorlopig in het binnenland maar hopelijk ook naar het buitenland. Daarnaast probeer ik de verpleegkundig consulent hartfalen geriatrie ook inhoudelijk te begeleiden in zijn job. Andere verpleegkundig consulentrollen die binnen geriatrie gepland staan zijn een VC onco-geriatrie, een VC incontinentie bij ouderen en een VC wondzorg/decubitus bij ouderen. Daarnaast maken consultaties bij patiënten onderdeel uit van de job, vaak in de opstart van een nieuw model. Door de complexiteit van de zorg, is het noodzakelijk dat je als verpleegkundig specialist geriatrie een helikopterperspectief inneemt dat de coördinatie en de continuïteit van de zorg – zowel binnen als buiten de ziekenhuismuren – garandeert.”

Hoe de verpleegkundig specialist geriatrie zich dan verhoudt ten opzichte van verpleegkundigen met een BBT of BBK? “Een goede vraag. Al ben ik zeker geen expert in de materie. Ik denk vooral aan de link met de complexiteit die een kwetsbare oudere patiënt met zich mee brengt. Hoewel geriatrie nu veel meer een plaats krijgt in het curriculum van studenten, behandelt dit niet alle aspecten van die complexiteit. Voor alle medewerkers op een afdeling geriatrie is het belangrijk om zich hierin verder te verdiepen, bijvoorbeeld door een bijkomende opleiding. Ik zie een BBT en een BBK vooral als een bekroning of erkenning van het hebben van die bijzondere bekwaamheid in het zorgen voor ouderen. In ons ziekenhuis is die samenwerking op de ambulante dienst eerder beperkt. Al sta ik er zeker voor open om naar de toekomst toe meer projectmatig samen te werken.”

Complexe zorg bieden

Het verlenen van complexe zorg behoort tot de eigenheid van geriatrie. ‘Hoe zorg je voor deze mensen en hoe pas je innovatie toe?’ zijn vragen die je als verpleegkundig specialist geriatrie gaat beantwoorden. Je volgt gedurende een periode een bepaald probleem of een bepaalde deelpopulatie (zoals hartfalen bij ouderen) van dichtbij op, maakt een analyse van de huidige werking, identificeert belangrijke betrokkenen en bepaalt samen met hen verbetersuggesties. Je checkt de literatuur en bekijkt welke bestaande modellen (of delen ervan) toegepast kunnen worden om interventies te ontwikkelen om de verbetersuggesties te realiseren. Op die manier implementeer je kwaliteitsverbeterende projecten die de zorg in de praktijk optimaliseren. “Zelf probeer ik ook nog vaak aan het bed te staan om mijn voeling met de praktijk niet te verliezen. Het biedt ook inspiratie en je ontdekt nieuwe kansen”, zegt Anthony nog. “Door de overkoepelende rol die je opneemt, zie je ook hoe de verschillende afdelingen geriatrie werken. Hierdoor zie je de specifieke context van iedere afdeling en kan je ook gericht naar een fit gaan zoeken die compatibel is met de kern van de verandering die je wil doorvoeren. Bij het implementeren van die nieuwe modellen, ondersteun je de hoofdverpleegkundige van de dienst. Het is on the job coachen binnen een team.”

Principes van goede geriatrische zorg

Een ander punt waar een verpleegkundig specialist geriatrie een meerwaarde biedt, is het mee uitdragen van de principes van goede geriatrische zorg binnen het ziekenhuis. “Vaak wordt nog gedacht dat geriatrie enkel de was en de plas is of dat de patiënten niets kunnen. De complexe zorg die binnen geriatrie wordt geboden door alle leden van het interdisciplinaire team, wordt nog vaak onderschat door andere disciplines en specialisaties. Het geriatrisch profiel is niet goed gekend, nochtans is het verouderingsproces een ingewikkeld pathofysiologisch gegeven waarmee rekening moet gehouden worden bij het bieden van behandeling en zorg aan een oudere in het ziekenhuis of in een woonzorgcentrum. Waarom is een oudere bijvoorbeeld verward? Dat is een fragiel evenwicht tussen de risicofactoren van de patiënt, zijn vertraagd compensatiemechanisme en de behandeling die we hem bieden. Dat maakt een ziekenhuisopname bijvoorbeeld voor hen risicovoller waarbij de focus altijd ligt op complicaties zoals delier, achteruitgang van mobiliteit, ondervoeding, … Want eens complicaties optreden, zijn ze moeilijk behandelbaar.” Het doel is dus preventie om zo negatieve uitkomsten zoals onder meer overlijden, opname in een woonzorgcentrum, valincidenten en heropnames te voorkomen. Mensen uit bed halen, hen meer laten bewegen en eten, en ook met familie aan de slag gaan. Dat moet zowel proactief als interdisciplinair gebeuren. Inzetten op gezond verouderen en zo lang mogelijk onafhankelijk leven en mensen daar in coachen, is de boodschap.

 

Erkenning als discipline

Aan de functie van verpleegkundig specialist is nog geen IFIC-schaal gekoppeld. Dat maakt dat de investering op het algemene budget van de ziekenhuizen valt en de ziekenhuizen dit zelf invullen tussen IFIC 14 en IFIC 18. Anthony roept ziekenhuizen dan ook op om dat te doen, om mensen te coachen en hun talenten ten volle te benutten. Ook voor de aanstelling van verpleegkundig specialisten, die hun meerwaarde aantonen. “Bij ons in het ziekenhuis heeft dat zijn nut al bewezen. We hadden recent een verpleegkundig coördinator voor het heupfractuurpad.
Die volgde de specialisatie terwijl hij voor twintig procent werd vrijgesteld van de taken in het ziekenhuis. Evidentie toont aan dat hoe beter een patiënt met een heupfractuur wordt opgevolgd, hoe minder complicaties in het ziekenhuis, hoe minder heropnames, hoe beter het functioneel herstel en hoe hoger de overlevingskans. Bij de aanstelling van zo’n coördinator kiezen we een indicator die we opvolgen”, zegt Anthony.

En toch is het strijden om erkend te worden als verpleegkundige functie en specialisatiedomein. “Geriatrie is niet zomaar het behandelen van oude mensen. Er is een sterke differentiatie in profielen en een verpleegkundig specialist een meerwaarde zijn voor de discipline. We kunnen complexe noden detecteren en een model uitwerken. In het buitenland zijn er nog heel wat andere modellen van verpleegkundig specialisten, vaak in arts-substituerende taken. Zo is in Groot-Brittanië een verpleegkundig specialist verantwoordelijk bij muginterventies en bestaat in Nederland een verpleegkundig specialist geriatrie bijvoorbeeld ook in woonzorgcentra. Ze vervullen er subsitutietaken van een huisarts en stellen bepaalde autonome medische handelingen, zoals bepaalde medicatie voorschrijven of klinische onderzoeken uitvoeren. Zelf vind ik niet dat een verpleegkundige taken van een arts moet overnemen. Ik geloof – zeker voor geriatrie – vooral in de modellen waarin je nauw samenwerkt met een arts en het interdisciplinaire team en die kan je toepassen naar gelang de context van een zorginstelling.”


Luc Van Gorp: “Waar willen we met onze zorg naartoe?”

Het is en blijft een cruciale vraag die beleidsmakers, beroepsverenigingen, academici en zorgverleners moeten beantwoorden, vindt CM-voorzitter Luc Van Gorp. Het huidig zorgmodel in Vlaanderen waar kwaliteit, toegankelijkheid en ondersteuning centraal staan, wordt onbetaalbaar. Niet onlogisch dus dat bepaalde zorginstellingen op zoek gaan naar vers kapitaal. En zo ligt er een decreet op de tafel van het Vlaams Parlement om een gedeeltelijke privatisering in de zorg mogelijk te maken. De stakeholders in zorg en welzijn en de Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin zijn hier tegen gekant en vrezen een commercialisering van de zorg.

Wat is de aanpassing van het decreet lokaal bestuur precies? De wijziging die in het Vlaams Parlement werd voorgelegd, laat toe dat lokale publieke zorgaanbieders, zoals rusthuizen, woonzorgcentra en andere zorginstellingen van een OCMW of een gemeente, een privévereniging of vennootschap kunnen oprichten en dus privé-investeerders aantrekken. Niet alleen krijgen zorginstellingen zo meer kapitaal binnen, door de gedeeltelijke privatisering genieten ze ook van extra fiscale voordelen. En dit zou de kwaliteit van de zorg en de positie van die zorginstellingen verbeteren. De stemming werd tot tweemaal toe tegen gehouden door de Vlaamse oppositie. Maar hoe moet het nu verder? Die privatisering klinkt veelbelovend op papier, maar is het dat wel?

Ruim 50 organisaties en federaties uit het brede veld van zorg en welzijn, waaronder het NVKVV, samen met een aantal academici stellen zich hier vragen bij en ondertekenden daarom in juli 2021 een open brief[1] aan de Vlaamse volksvertegenwoordigers. De brief eindigt met een uitnodiging voor een grondig debat en de auteurs pleiten om meer tijd te nemen in dit gevoelig dossier. Luc Van Gorp, sinds 2015 voorzitter van de CM, is een van hen. “Dat debat is er nog steeds niet gekomen. Misschien is ouderenzorg niet belangrijk genoeg”, vraagt hij zich luidop af.

Winst in buitenlandse handen

De zorg staat al jaren onder druk en niet in het minst door het financieel prijskaartje dat eraan vasthangt. Nieuw, mogelijks buitenlands kapitaal lijkt een welgekomen redding. “Dat er iets moet veranderen aan ons zorgsysteem, daar twijfelt niemand aan. Alleen niet op deze manier. Er moet een grondige discussie komen over waar we naartoe willen met onze zorg”, legt Van Gorp uit. Samen met de andere auteurs achten ze het risico te groot dat onze zorg in de handen komt van bedrijven die uit zijn op winst. Zonder enige garantie over de kwaliteit, de betaalbaarheid of de herinvestering van deze winst. Bovendien zet dit volgens hen de deur open naar de gedeeltelijke privatisering van andere diensten, zoals de gezinszorg, de kinderopvang, de thuisverpleging, de gehandicaptenzorg of de jeugdhulp. En op termijn misschien zelfs de ziekenhuizen. “We zien vandaag genoeg voorbeelden in België dat het aantrekken van buitenlandse investeerders het geld wegleidt van onze eigen instellingen. Kijk bijvoorbeeld naar de onafhankelijke laboratoria. Geld verdienen op de kap van kwetsbare mensen, willen we dat wel?”

Authentieke zorg

Er is nood aan authentieke zorg, vindt de CM-voorzitter. Geen zorg als dienst waar efficiëntie en controleparameters vooropstaan. Wel een warme zorg, die verbondenheid creëert en waar zorgzaamheid en coaching centraal staan. Van Gorp: “We zien meer en meer dat mensen, mede door de pandemie, zich keren tegen het huidig systeem. Hiermee bedoel ik in eerste instantie de bewoners zelf. De zorginstelling wordt te duur en de mensen krijgen niet de zorg die ze nodig hebben. Daardoor is er vandaag meer leegstand in woonzorgcentra dan een paar jaar geleden. Ook aan de kant van de zorgverleners stel ik me vragen. Worden de mensen die in de woonzorgcentra werken, zelf wel goed verzorgd? Als financiële resultaten het belangrijkst zijn, halen de zorgverleners dan nog genoeg motivatie uit hun job? En worden ze ook voldoende betaald? De kloof tussen de vergoedingen aan de top en die van de werknemers is in sommige bedrijven buitensporig. We moeten terug naar een meer menselijke aanpak dus, want als we niet authentiek bezig zijn, dan verdwijnt de zorg.”

Wat willen de bewoners?

De zorg moet opnieuw dichter bij de mens staan. Ook al zit zorg in ieder zijn DNA, toch duwen we die taak vaak uit onze handen. Kleine kinderen gaan naar de opvang, ouderen naar een woonzorgcentrum. Er lijkt bovendien een breuk te zijn tussen mensen die zorg geven en mensen die denken dat het leven zorgeloos is. “De zorg is onvoldoende gekend bij het brede publiek”, vindt Luc Van Gorp. “Er moet meer gewerkt worden aan de perceptie errond en de samenleving moet begrijpen wat ouderenzorg omvat. Jammer genoeg is er in Vlaanderen geen cultuur van overleg. Gelukkig zien we een bijzonder krachtig middenveld, dat een tegenbeweging op gang trekt. Dit kan alleen maar verder toenemen en een omslag creëren.” De voorzitter is dan ook hoopvol, maar blijft kritisch. “Het is wel degelijk vijf voor twaalf. Met het privatiseringsdecreet rekent Vlaanderen zich rijk, maar we verliezen de ziel van de zorg. Door de zorg in handen van de commercie te drijven, riskeert ze onbetaalbaar te worden en zal de kwaliteit zwaar onder druk komen te staan. We moeten dus terug naar de kern en inzetten op participatie, ook al betekent dat vertragen. Hierbij is het essentieel te begrijpen wat de bewoners zelf willen.”

Levenskwaliteit van mensen

Luc Van Gorp gelooft in een meer preventieve aanpak van de zorg. Een totaalplaatje, waarbij niet alleen naar het acuut probleem gekeken wordt en de symptomen behandeld worden, maar waar veel meer aan de basis gewerkt wordt zodat het probleem zich niet meer voordoet. Denk aan gezonde voeding en aan mentaal welzijn. CM breidde de voorbije jaren dan ook de tegemoetkoming voor psychologische zorg uit. “De complexiteit van samenleving is enorm toegenomen. Ik maak me soms meer zorgen over de psychologische gezondheid van mensen, dan de fysieke, want voor die laatste hebben we vaak wel oplossingen. Wat de psychologische zorg betreft willen wij een voortrekkersrol spelen en daar zetten we nu krachtig op in, met kwaliteitsvolle mensen. En daarbij is het aanpakken van de oorzaken een belangrijk onderdeel”, zegt Van Gorp.

Het verbeteren van de levenskwaliteit van mensen en het bijdragen tot een gezonde samenleving, is waar het om draait. En dat reikt verder dan een zorginstelling of ziekenhuis. Het gaat ook over gezonde lucht, een veilige buurt, kwalitatief onderwijs en ook kwaliteitsvolle, betaalbare gezondheidszorg. “Mensen hebben nood aan warmte, aan nabijheid en aan graag gezien worden. Dat is tijdens deze pandemie wel zeer duidelijk gebleken. In ons huidig model is daar te weinig plaats of tijd voor. Dus gaan mensen zich verzetten. Die tegenbeweging geeft me moed. Zorg moet in de juiste handen blijven. Nu is het aan ons om het debat ten gronde te voeren.”

 

[1] https://www.tijd.be/opinie/algemeen/zet-onze-zorg-niet-in-de-uitverkoop/10319367.html


VIA-6 voor meer kwalitatieve ouderenzorg

Op 30 maart 2021 was er een formeel akkoord voor het zesde Vlaams Intersectoraal Akkoord (VIA6) voor de social- en non profitsectoren. Dat ging vanaf 1 juli in voege. Dit geldt tot 2025 voor werknemers binnen de private en publieke VIA-sectoren, waar ook de ouderenzorg deel van uitmaakt. Deze budgetten bieden onder meer woonzorgcentra de stimulans om extra personeel aan te trekken en de zorgkwaliteit te verbeteren. Klaartje Theunis, directeur P&O en VSB bij Zorgnet-Icuro, licht de belangrijkste veranderingen voor de sector toe.

De Vlaamse Intersectorale Akkoorden volgen de federale evoluties en akkoorden. VIA5 dateert uit 2018 en aan het nieuwe federale akkoord werd in 2020 al gestart. En zo kwam VIA6 er in 2021, met aan tafel de Vlaamse intersectorale werkgeversorganisatie Verso vzw, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw (VVSG), de werknemersorganisaties van de private en publieke sector en de Vlaamse overheid. “De zorg- en welzijnssector was dus breed vertegenwoordigd bij de onderhandelingen”, zegt Klaartje Theunis. “Zo konden we grote stappen vooruit zetten om de kwaliteit in onder meer de ouderenzorg te verbeteren.”

Het nieuwe akkoord kwam er ook naar aanleiding van de gigantische inspanningen die het personeel uit de zorg- en welzijnssector leverde tijdens de coronacrisis. Ze waren de kracht die ons land overeind hield. “De garantie op goede zorg was de afgelopen maanden de hoeksteen in de samenleving. Maar de coronacrisis heeft ook de uitdagingen van de zorg- en welzijnssector duidelijk in beeld gebracht. De aantrekkelijkheid van de loons- en arbeidsvoorwaarden in de zorg- en welzijnssectoren, het verminderen van de werkdruk door het voorzien van extra personeel en het zorgen voor (zij-)instroom behoren tot de prioritaire uitdagingen”, staat te lezen in het akkoord.

Net daarom was de nood aan structurele maatregelen die een gelijkaardige waardering van personeelsleden in federale sectoren garanderen hoog. “Federaal werd 500 miljoen euro uitgetrokken voor de uitrol van IFIC, waarvan nog 100 miljoen voor andere initiatieven en het Zorgpersoneelfonds. Het kon niet zijn dat door de uitrol van IFIC een verpleegkundige in een psychiatrisch verzorgingstehuis er op achteruit ging en in een ziekenhuis net meer loon kreeg. Vlaanderen kon dus onmogelijk achter blijven en maakt zo een einde aan ongelijke financiering in de verschillende sectoren”, licht Klaartje toe.

527 miljoen euro

En dus maakte ook Vlaanderen geld vrij: zo’n 527 miljoen euro om precies te zijn. Het VIA6-akkoord is van toepassing op alle Vlaams erkende, vergunde en gesubsidieerde ondernemingen en hun personeelsleden. Het gaat onder meer om diensten voor gezins- en bejaardenhulp, de welzijns- en gezondheidssector, de socio-culturele sector, maar ook om geregionaliseerde zorgsectoren zoals revalidatieziekenhuizen, psychiatrische verzorgingstehuizen, ouderenzorg, revalidatievoorzieningen, initiatieven voor beschut wonen en multidisciplinaire begeleidingsequipes in de palliatieve zorg.

Het budget moet de koopkracht stimuleren, kwaliteitsmaatregelen implementeren en het aanwerven van extra personeel mogelijk maken. Die som wordt jaarlijks aangevuld met 50 miljoen euro voor nog extra persoon in de geregionaliseerde en klassieke welzijns- en zorgsectoren. Van dit totale budget gaat net geen 120 miljoen euro naar de koopkracht en 30,5 miljoen naar overige maatregelen in de ouderenzorg. Die extra koopkracht vangt de uitrol van IFIC op. Daarna worden die budgetten toegekend aan IFIC.

Succesvolle zijinstroom

Deze bedragen zijn een stap in de goede richting, maar waar worden ze nu concreet voor ingezet? “Enerzijds dus voor IFIC, maar ook om de extra coronapremie voor het zorgpersoneel te betalen”, zegt Klaartje. “Maar de belangrijkste bestemming van deze centen gaat naar extra jobs. Daar worden met deze middelen in de ouderenzorg alleen al 2.260 VTE’s gecreëerd. Niet onbelangrijk met al die knelpuntberoepen in de gezondheids- en welzijnssector. Het geld wordt onder meer ingezet voor kwalitatieve verbeteringen van de arbeidsvoorwaarden het personeel. Zo bieden we een antwoord op de hoge werkdruk en andere uitdagingen waar de sector mee kampt, zoals een gezonde work-life balance en een betere verlofregeling. Op die manier willen we vooral de aantrekkelijkheid van de beroepen verhogen.”

Dit gaat hand in hand met het versterken van de zij- en doorinstroom, want daar zit heel wat potentieel voor knelpuntberoepen. “Dat doen we onder meer met het opleidingsproject voor verpleegkundigen Project 600 of met Kies voor de Zorg. Die laatste campagne was zo’n succes dat we te weinig budget hadden om alle kandidaten een plaats te geven. Binnen VIA6 en ook federaal worden extra budgetten hiervoor vrijgemaakt.”

Evalueren en bijsturen

Tot slot wordt ook ingezet op positieve beeldvorming voor de hele zorg- en welzijnssector. Dat gebeurt onder meer door sensibiliseringscampagnes die de opleidingen, maar ook een job in de ouderenzorg aantrekkelijker moeten maken. Vlaanderen versterkt deze inspanningen ook aan de hand van het plan Vlaamse Veerkracht, een relanceplan van 4,3 miljard euro dat de welvaart en het welzijn van Vlamingen na corona moet versterken. De Vlaamse zorg- en welzijnssector spelen hier een belangrijke rol.

En hoe ver staan we in Vlaanderen intussen met IFIC? In de private woonzorgcentra werd al in 2019 met IFIC gestart en in het intussen helemaal uitgerold, de publieke sector moet nog een weg afleggen voor de uitrol in maart 2022. “IFIC is niet af en blijft evolueren. We moeten het zeker niet complexer maken. Je kan ook vereenvoudigen door bijvoorbeeld met bulktitels te werken. IFIC draait om wat je doet, om evaluatie en monitoring. Niet om wat je gestudeerd hebt. Daarom is het belangrijk om dit te blijven toetsen aan de realiteit en bij te sturen waar nodig”, besluit Klaartje.


Valveilig wonen en ouder worden

Valpreventie bij ouderen in de thuisomgeving, in woonzorgcentra en in assistentiewoningen is cruciaal en de sleutel is beweging. In het kader van het project Actief en gezond ouder worden aan de Odisee hogeschool werd een plan met makkelijke, eenvoudige oefeningen opgesteld om mensen meer aan het bewegen te zetten. Zo verlaag je de kans op vallen en vang je sarcopenie op.

Regelmatig bewegen en je zitgedrag aanpassen zijn belangrijk voor jong en oud. Voor 65-plussers gelden specifieke aanbevelingen[1]. Zo wordt aangeraden elke 30 minuten op te staan en te bewegen aan lichte intensiteit, om per week tussen de 150 en 300 minuten te bewegen aan matige intensiteit of 75 tot 100 minuten per week aan hoge intensiteit. Ook oefeningen die het evenwicht en de lenigheid bevorderen en spierversterkende oefeningen tweemaal per week bewijzen hun nut. “Begin hier niet onbezonnen en zonder voorbereiding aan”, zegt Julie Vanderlinden, onderzoeker gezondheidszorg en docent verpleegkunde aan de Odisee hogeschool. “Eenvoudige bewegingen die vervolgens verlengd worden in frequentie, intensiteit en duur hebben het meeste effect. Een beetje beweging is altijd beter dan helemaal geen beweging, zelfs als bovenstaande aanbevelingen niet gehaald worden.”

Zitgedrag verminderen

Zitgedrag afwisselen met beweging is ook belangrijk, beperk zitgedrag dan ook tot maximaal 8 uur per dag. “Vaak ben je je niet bewust van hoeveel tijd per dag je neerzit, daarom kan het nuttig zijn dat een bij te houden en op te tellen”, zegt Julie nog. “Zit je ’s avonds bijvoorbeeld lang onafgebroken in de zetel? Gebruik dan een kookwekkertje dat elke 30 minuten afgaat en je er aan herinnert even rond te wandelen in je woonkamer.” En er zijn nog andere tips. Voor en na je maaltijd een spieroefening doen bijvoorbeeld, die je lenigheid, kracht of evenwicht versterkt. Bel je met een familielid of vriend? Sta recht of wandel rond. Ook als je zit, kan je oefeningen doen. Zo stimuleer je de doorbloeding en kan je nekspieren, schouders en armen stretchen. “Dat hoeven echt geen moeilijke oefeningen te zijn. Je navel naar binnen trekken als je zit, volstaat al om je buikspieren aan te spreken.”

Neem je tijd

Je kan ook aan valpreventie doen door de woonomgeving veilig in te richten. Vermijd gladde, natte vloeren, let op met losliggende kabels of tapijten en met dorpels. Voorzie voldoende verlichting, een stevige trapleuning, handgrepen in de badkamer en steunpunten in andere ruimtes van de woning. “Ben je vaak duizelig als je recht staat? Kom dan heel traag recht, bijvoorbeeld wanneer je uit bed wil stappen. Blijf nog even op de rand zitten en zet je dan pas volledig recht”, geeft Julie nog mee als goede raad. “Gaat de deurbel of de telefoon, haast je niet, maar neem je tijd. Als het echt dringend is, wachten ze wel of bellen ze je terug. Praat zeker ook met de huisarts als de duizeligheid te erg wordt of te vaak voorkomt.”

Tot slot benadrukt Julie het belang van veilige schoenen. Dat zijn schoenen die goed aan de voet en hiel aansluiten, met een stevige en harde zool die alleen plooit ter hoogte van de overgang van de voet naar de tenen. Je tenen en je hiel zitten altijd volledig ingesloten in de schoen. “Hoge hielen en gladde zolen zijn natuurlijk altijd te vermijden om valincidenten te voorkomen”, besluit Julie.

[1] WHO (2020). Decade of Healthy ageing 2020-2030.

WHO (2020) Physical activity guidelines

Overige referenties

Vanderlinden, J. (2021). The relation between physical activity and sleep in older adults. The associations with movement behaviours and effects of a real-life lifestyle program. KU Leuven, PhD dissertation, Leuven (Belgium).

Vanderlinden, J., Lambers, S., De Koker, R., Musch, L. (2020). Mixed-methods-onderzoek naar beweging en slaap van ouderen. KWALON. Tijdschrift voor Kwalitatief Onderzoek, 25 (3), 63-71.

Vanderlinden, J., De Koker, R., Lambers, S., Musch, L., Vanderstraeten, G. (2020). Actief en gezond ouder worden voor iedereen. Bewegen en gezond eten het hele jaar rond. Odisee hogeschool, Brussel (Belgium)