Medische hulpmiddelen: wie betaalt wat?

De terugbetaling van medische hulpmiddelen is complexe materie waarvoor heel wat te zeggen valt. Hulpmiddelen is dan ook een zeer divers thema dat zowel onder het federale als Vlaamse terugbetalingssysteem valt. Eenduidige antwoorden formuleren is moeilijk. Toch helpen we je, samen met Katrien De Koekelaere van de Christelijke Mutualiteit, graag op weg naar de juiste informatie.

Wat is een medisch hulpmiddel?

Eerst en vooral verdient het begrip medisch hulpmiddel een definitie. Volgens het FAGG (Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten) is een medisch hulpmiddel een gezondheidsproduct dat zijn medische werking te danken heeft aan een mechanisch middel. Zoals een pleister, een prothese, een externe defibrillator, enzovoort. Het gaat om elk instrument, toestel of apparaat dat helpt in de diagnose, preventie, bewaking, behandeling of verlichting van een ziekte, verwonding of handicap. Europa deelt hulpmiddelen in in vier klassen, volgens gevaarlijkheid.

  • Klasse 1: kompressen, rolstoelen, elastische verbanden, herbruikbare scalpels, …
  • Klasse 2A: contactlenzen, huidnietjes, kronen, hoorapparaten, …
  • Klasse 2B: hemodialysetoestellen, infuuspompen, condooms, inwendige hechtingen, …
  • Klasse 3: borstimplantaten, actieve coronaire stents, heupprothesen, …

Daarnaast worden hulpmiddelen ook ingedeeld volgens soort. Er zijn de niet-implanteerbare middelen, zoals verbanden, brillen, hoorapparaten, ademhalingstoestellen, ziekenhuisbedden, rolstoelen, enzovoort. Tot de implanteerbare hulpmiddelen behoren dan alle hulpmiddelen die na een ingreep minstens dertig dagen in het lichaam blijven. Denk maar aan heupprothesen, intraoculaire lenzen, pacemakers, binnenoorprothesen, defibrillators, … Er bestaan ook medische hulpmiddelen naar maat. Het zijn gezondheidsproducten die enkel voor een bepaalde zorgvrager gebruikt worden, zoals een tandprothese, steunzolen, orthopedische schoenen, enzovoort. Tot slot onderscheiden we nog medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek. Het gaat om middelen die gebruikt worden om stalen van een zorgvrager te kunnen onderzoeken. Voorbeelden zijn een zwangerschapstest, een test om de bloedsuikerspiegel te meten, …

Wie betaalt wat?

Nu we weten hoe hulpmiddelen gedefinieerd worden, kunnen we inzoomen op de terugbetaling. Enerzijds zijn er hulpmiddelen die via de verplichte ziekteverzekering terugbetaald worden. Voor bepaalde hulpmiddelen moet je een beroep doen op een aanvullende of facultatieve verzekering. Denk maar aan een hospitalisatieverzekering, tandverzekering of medische reisbijstand. Anderzijds is voor bepaalde hulpmiddelen een terugbetaling via het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) voorzien. Wie dus tussenkomt en hoeveel, hangt dus sterk af van het hulpmiddel in kwestie.

Federale ziekteverzekering

Heel wat hulpmiddelen vallen onder de bevoegdheid van onze verplichte ziekteverzekering. Niet-implanteerbare medische hulpmiddelen die terugbetaald worden zijn onder meer bepaalde verzorgingsmaterialen zoals haarprothesen, zuurstofconcentratoren, pompen en cassettes voor geneesmiddelen, inhalatieoplossing van hypertonisch natriumchloride voor personen met mucoviscidose, gipsmateriaal, medische zuurstof, draagbare diffusors en cassettes voor het toedienen van antibiotica aan personen met mucoviscidose. Ook blaasspoelmiddelen, steriele insulinespuiten en sondes voor autosondage thuis worden terugbetaald. Daarnaast zijn er ook een aantal diagnostische hulpmiddelen waar je een tussenkomst voor kan krijgen, zoals bloeddrukmeters, bloedglucosemeters, lancethouders, glucosecontrolestrips en lancetten. Personen die in een zorgtraject diabetes type 2 zitten, krijgen hun zelfzorgmateriaal ook terugbetaald wanneer ze behandeld worden met insuline of een incretinemimeticum. Personen ouder dan 18 jaar die thuis urinesondage uitvoeren krijgen maximaal vijf sondes per dag terugbetaald. Wie stomamateriaal nodig heeft, beschikt over een driemaandelijkse virtuele portefeuille voor specifiek materiaal aan te kopen. Dat budget wordt bepaald door de behandelende arts. Implantaten en invasieve medische hulpmiddelen worden volgens verschillende systemen terugbetaald.

Meer concrete informatie vind je via de nomenclatuur op de website van het RIZIV.

Hoorapparaten

Ook voor hoortoestellen kan een tussenkomst geregeld worden. Met een voorschrift van een NKO-arts, gaat de zorgvrager langs bij een erkend audicien. Deze maakt een testverslag op dat aan de NKO-arts wordt bezorgd. Die beslist dan op zijn beurt of de zorgvrager al dan niet een hoorapparaat nodig heeft. Dit gebeurt aan de hand van enkele criteria. Zo moet het gehoorverlies minstens 40 decibel bedragen en moet het hoorapparaat een winst van minimaal 5 decibel opleveren. De aanvraag belandt vervolgens bij een adviserend arts van het ziekenfonds. Wordt dit goedgekeurd en werd het hoorapparaat geplaatst? Dan pas kan de zorgvrager de tegemoetkoming aanvragen. Wie nog geen 18 jaar is kan elke 5 jaar een nieuw hoortoestel aanvragen. Wie ouder is kan dat om de 3 jaar doen. Wie nog meer terugbetaling wenst, kan daar een extra verzekering voor afsluiten.

Hulpmiddelen voor personen met een handicap

Personen met een handicap kunnen een beroep doen op terugbetalingen via het VAPH. Zij bieden op hun website met een overzichtelijke hulpmiddelendatabank een goed overzicht van alle mogelijke hulpmiddelen die er bestaan voor personen met een handicap en voor hun verzorgers en begeleiders. Gaande van verzorging, huishouden en computers tot slaapcomfort, telefonie en voedsel. Let op: niet alle middelen genieten van een tussenkomst. Wat wel en niet terugbetaald wordt staat in een refertelijst. Die lijst is ingedeeld in activiteitendomeinen en er staat telkens duidelijk bij hoe groot het maximumbedrag (refertebedrag) van de tegemoetkoming is. De refertetermijn geeft aan hoelang het hulpmiddel gebruikt kan worden. Opgelet, rolstoelen en andere mobiliteitshulpmiddelen vallen onder de bevoegdheid van de Vlaamse Sociale Bescherming (VSB).

De refertelijst raadpleeg je via vaph.be/hulpmiddelen/refertelijst.
De hulpmiddelendatabank raadpleeg je via
vaph.be/hulpmiddelen/databank.


Zorgtechnologieën onder een ethische loep

Technologische innovaties zijn schering en inslag in de huidige Westerse gezondheidszorg. De innovaties streven naar een betere en meer kwalitatieve zorg of naar het verhelpen en behandelen van gezondheidsproblemen. Toch roepen verschillende van deze innovaties  ethische vragen op. Tijs Vandemeulebroucke bestudeerde samen met prof. dr. Yvonne Denier en prof. dr. Chris Gastmans deze ethische kaders in een onderzoek aan de KU Leuven.

Technologische gezondheidsinnovaties vinden plaats op het vlak van medische behandelingen  (gentherapie of pharmagenetica), medische testing, en op het vlak van gebruiksmaterialen, medische en zorghulpmiddelen (robotica en body sensors) en informatievergaring en verwerking (e-health, big data). Al deze technologieën worden met een specifiek doel ontwikkeld: de patiënt of zorgbehoevende beter en efficiënter helpen. Er zijn verschillende ethische studies voor handen over technologische gezondheidsinnovatie(s), maar een ruimer praktisch kader voor zorgverleners ontbreekt. En net dat willen Tijs Vandemeulebroucke, Yvonne Denier en Chris Gastmans in het leven roepen.

“Veel ethische studies hebben ofwel een bepaalde innovatie als focus of ze hanteren een generieke aanpak om een bepaalde categorie aan innovaties te screenen of te evalueren”, zegt Tijs Vandemeulebroucke, voormalig onderzoeker aan het Centrum voor Biomedische Ethiek en Recht van de KU Leuven en vandaag onderzoeker aan het nieuwe Sustainable AI Lab van de Universiteit van Bonn in Duitsland. “Wij gingen kijken welke ethische kaders voor de screening of evaluatie van technologische gezondheidsinnovaties bestaan, waarop deze  focussen, en wat hun ethische inhoud is. Met een systematische literatuurstudie van de relevante internationale wetenschappelijke literatuur bestudeerden we in een eerste fase 56 publicaties met een eigen analysetool als wegwijzer. We definieerden voor elke studie verschillende kenmerken waaronder, de ethische theorie of traditie en bijhorende principes, de methodologie, de achtergrond, de effectiviteit, de motivatie en de doelen waarvoor een kader werd ontwikkeld en gebruikt. Dit hielp ons om een duidelijk overzicht te krijgen en belangrijke conclusies te trekken die we in een tweede fase van het onderzoek aan onze stakeholders en experts voorlegden. Die groep was een perfecte weerspiegeling van de maatschappij, met vertegenwoordigers uit de farmaceutische sector, de zorg, de technologie- en healthtechsector, beleidsmakers, enzovoort. Uit die dialoog tussen de theorie en de praktische interpretatie ervan formuleerden we een 80-tal aanbevelingen voor een mogelijks Belgisch-Vlaams ethisch kader met een zestal focusvragen: (1) Waarom een ethisch kader voor gezondheidstechnologie moet worden ontwikkeld of gebruikt?; (2) Hoe specifiek moet een ethisch kader zijn?; (3) Wanner in het innovatieproces moet een ethisch kader worden gebruikt?; (4) Welke moet de ethische inhoud (principes en waarden) van een ethisch kader zijn?; (5) Hoe moet een ethisch worden gebruikt?; (6) Wie moet het ethisch kader gebruiken?.”

Voorbij privacy en autonomie

De onderzoekers merkten in de laatse 10 jaar een grote groei van het aantal gepubliceerde ethische kaders. Logisch ook, want er waren meer technologische ontwikkelingen. “Die ethische kaders kwamen er uit filosofisch-ethische hoek, maar we merkten dat ook de disciplines gerelateerd aan de zorgsector kaders ontwikkelden . Zulke evoluties brengen namelijk vragen met zich mee en de nood aan een praktisch kader dringt zich op”, zegt Tijs. “Die vragen situeren zich vaak rond privacy en autonomie van de zorgvrager en de zorgverlener. Niettemin voldoen technologische gezondheidsinnovaties ook  altijd aan andere opvattingen in de maatschappij. Denk maar aan de corona-app. Die belichaamt eigenlijk de sociale dynamiek tijdens de pandemie en de noden van veiligheid en duidelijkheid die we toen hadden. Het duidt de relatie tussen de overheid en het individu.”

Hoe zou een kader voor Vlaanderen er nu uitzien? “Gebaseerd op het onderzoek kunnen we zeggen dat een ethisch kader bruikbaar moet zijn in alle fasen van een technologische gezondhedsinnovatie zoals ontwerp, ontwikkeling, implementatie, gebruik, enz. en alle niveaus van mogelijke ethische impact, maatschappelijk, organisatorisch, individueel in ogenschouw moet nemen. ”, duidt Tijs. “. Denk bijvoorbeeld aan de aankoop van een robot in een woonzorgcentrum. Op een maatschappelijk  niveau stel je jezelf als instelling daar de vragen: waarom doen we dit, is er nood aan, zal het de zorg verbeteren, is er druk van buitenaf om dit te doen? Ook op een organisatorisch niveau moet je een en ander aftoetsen aan je beleidsvisie. Wat doen we wel of niet, is het om een personeelstekort op te vangen of gaat het om een technologische fix, zullen we efficiënter werken, wat met privacy, hoeveel kost het? Tot slot speelt ook het individuele niveau. Hier komt privacy terug, maar ook een eventuele overafhankelijkheid van technologie. Door op die innovaties te vertrouwen en hen bepaalde capaciteiten toe te dichten kan je een soort verslaving in de hand werken. Dan moet je gaan kijken hoe je dat individu zal begeleiden.”

Eigenlijk komt het hier op neer: een technologie, zoals een app of een robot, kan men verglijkingen met een geneesmiddel. Bij goed gebruik heeft dit positieve gevolgen, bij een slecht gebruik of misbruik, kan het een drug zijn. “We hebben een hele structuur op poten gesteld om geneesmiddelen te evalueren. Waarom doen we dat dan niet voor technologische gezondheidsinnovaties?”

Rol van de verpleegkundige

Volgens Tijs spelen verpleegkundigen een belangrijke rol in de zorgethiek. “Zij zijn zeer toegankelijke zorgverleners en altijd raadpleegbaar. Ze spelen een bemiddelende rol tussen de patiënt, dokter en directie. Maar ook zij moeten kijken welke waarden voor hen belangrijk zijn. Zeker op individueel vlak. Ze kunnen dit proactief doen wanneer een bepaalde innovatie geïmplementeerd wordt, maar ook retroactief moedigen we dit aan. Ook dan is een ethische houding en reflex belangrijk om te kijken of die technologie wel goed benut wordt.

Of technologische innovaties het zorglandschap definitief zullen veranderen en artsen overbodig zullen maken? “Neen dat geloof ik niet. Er zijn wel evoluties in de diagnostiek, maar het zijn eerder hybride vormen. Denk maar aan huidscanapps, die je aanraden om een afspraak te maken bij een dermatoloog. Als we met apps en technologie dokters willen vervangen, dan begeven we ons in zeer troebel water, juridisch en ethisch gezien. Want wie is verantwoordelijk bij een foute diagnose? Technologie is geavanceerd, maar we mogen niet vergeten dat het een gebruiksvoorwerp is om de zorg uit te voeren of te verbeteren.”

Lessen uit de geschiedenis

Het lijkt erop dat de voorbije decennia verschillende technologiën zijn opgedrongen. Technologieën worden niet meer per se ontwikkelt vanuit een bepaalde sociale nood. Eerder worden er nu eerst mogelijke noden gecreëert voor een bepaalde technologie.“Denk maar aan Facebook. Plots was het daar en vond het zijn weg in onze levens. Nu kunnen we ons sociale leven amper nog voorstellen zonder Facebook en soortgelijke platformen”, zegt Tijs. “In de zorg moeten we opletten met die ontwikkelingen. Zorgtechnologie moet ontstaan uit een bepaalde zorgnood  Ze mag ons niet  worden opgedrongen zoals robotica of big data. Een programma als Flanders’ Care stemt die noden af bij de industrie.”

Of all vormen en types van technologie de gezondheidszorg verbetert, wil Tijs niet hebben gezegd. Wel vindt hij dat we een onderscheid moeten maken tussen een wenselijkheidsethiek en een zorgvuldigheidsethiek met betrekking tot technologische gezondheidsinnovatie. “We moeten ons blijven afvragen of een technologie wel wenselijk en nodig is en die met de nodige afstand bekijken. Pas daarna kan er dan worden gefocust op mogelijke specifieke ethische spanningen, bijvoorbeeld impact op autonomie en waardigheid, om een zorgvuldige ontwikkeling en gebruik te garanderen. Er komt veel technologie op ons af. Daar kunnen we niet om heen en soms is het moeilijk die dynamiek te vatten. Daarom moeten we er kritische en zorgvuldig mee omgaan en zijn die ethische kaders belangrijk.”

 

Raadpleeg de volledige studie.


“Koppel de behandeling los van het eetmoment”

Het bereiden van maaltijden in zorginstellingen wordt in België en Nederland anders aangepakt. Waar in België nog vaak zelf gekookt wordt, wordt dit in Nederland uitbesteed. Dat was een historisch proces, waardoor spelers zoals Daily Fresh Food nieuwe concepten konden lanceren op maat van ziekenhuizen, woonzorgcentra en gehandicapteninstellingen. Algemeen directeur Frans Hochstenbag legt ons de voordelen van dergelijke dienstverlening uit, voor zorginstellingen en voor patiënten.

Daily Fresh Food is een producent en leverancier van verse producten en maaltijden in de care en cure-sector. Alles wordt bereidt volgens de sous-videtechniek, ook wel vacuümgaren genoemd. Het te bereiden voedsel wordt hierbij in een plastic zak gedaan, vacuüm getrokken en gestoomd. Zo blijven de smaken in de maaltijd aanwezig en kan je alles tot tien dagen lang bewaren. “We leveren zowel volledige maaltijden en menu’s als verschillende componenten om maaltijden samen te stellen”, zegt Frans Hochstenbag. “Sous-vide is de meest gezonde bereiding van voedsel, zonder dat je inboet aan smaken. Want gezond eten moet ook lekker zijn.”

In Nederland werkt Daily Fresh Food samen met diëtisten en voedingsdeskundigen om een menu samen te stellen dat rekening houdt met verschillende diëten. De meest voorkomende in zorginstellingen zijn lactose- en glutenintolerantie en natriumarm eten. Door verschillende componenten voor maaltijden aan te leveren, kan ook rekening gehouden worden met bijvoorbeeld personen met diabetes. “Die componenten kunnen we onderling ook wisselen. Wil de patiënt liever het vlees van menu A en de groenten van menu B, dan kan dit zonder problemen. Ook een extra portie groenten kan geregeld worden”, zegt de CEO nog. “We zitten vandaag in een zorglandschap waar de patiënt meer en meer de regie over de eigen zorg in handen neemt. Met zo’n concept voor maaltijden speel je daar op in. Je creëert meer flexibiliteit en de patiënt eet waar hij of zij zin in heeft.”

Efficiënter en minder afval

In Nederland kwam deze dienstverlening op gang na een herfinanciering van de ziekenhuizen vanuit de overheid. De regie over de keuken en het voedsel mochten ziekenhuizen zelf blijven organiseren, maar het koken moest uitbesteed worden. In België werkt alles nog met aanbestedingen voor de verschillende onderdelen van eten in ziekenhuizen en woonzorgcentra. “Het is een complex systeem, maar een concept als dat van ons heeft zeker kans op slagen”, zegt Frans. “Vandaag leveren we al aan GZA, ZOL, UZ Brussel en AZ Turnhout.” Het bereiden en verdelen van maaltijden uit handen geven komt ook de organisatie van een zorginstelling ten goede. “Als je centraal kookt, heb je zes stromen van maaltijden die naar kamers gebracht worden en terug afgeruimd worden. Dat vraagt veel bezetting. Terwijl bedrijven als dat van ons hierin gespecialiseerd zijn waardoor het werk efficiënter verloopt.”

De gerechten die sous-vide bereid worden bevatten veel eiwitten, wat het herstelproces van de patiënt bevordert. Daarnaast draagt ook lekker en gezond eten bij tot een algemeen gevoel van welbevinden. En ook dat heeft een impact op de genezing. Daily Fresh Food biedt ook à la carte eten aan dat binnen de 15 minuten aan je bed geleverd wordt. Via een tablet stel je als patiënt je eigen menu samen uit verschillende componenten, op elk moment van de dag. Zo kies je wat je eet en wanneer je eet. “Ziekenhuizen koken zeker niet slecht, maar het blijft grootkeuken. En je zit steeds met een koude lijn. Je bereidt eten dat je eigenlijk altijd gaat opwarmen op het moment dat het naar de patiënt vertrekt. In andere gevallen staat het eten gewoon koud te worden, want de patiënt is op het moment dat de maaltijd geserveerd wordt bijvoorbeeld op weg naar een behandeling. Veelal heeft hij of zij dan geen zin meer om te eten, omdat het koud is of gewoon niet lekker meer smaakt.” En net dat brengt een grote berg afval en verspild voedsel met zich mee. Iets wat de zorginstelling en de maatschappij veel geld kost.

Frans Hochstenbag besluit: “Geef de patiënt dus ook hier de regie in handen. Hij of zij zal de maaltijd met smaak opeten en dus ook sneller herstellen. Laat de patiënt dan ook eten zoals thuis en koppel de behandeling los van het eetmoment.”

Wat zegt de voedingsdeskundige?

Katrien Docx is diëtiste en kok van opleiding. Ze werkt in WZN Edegem als coördinator facilitaire diensten en laat haar licht schijnen over oplossingen zoals Daily Fresh Food. “De sous-videtechniek is zeker niet de meest gezonde. Het is wel een goede manier om vlees en vis lekker sappig te maken. En je behoudt je voedingswaarden, net zoals in een traditionele keuken. Wanneer je in een Belgische zorginstelling met een koude lijn werkt, is het wettelijk bepaald dat je binnen de 2 uur het voedsel onder de 10 graden moet krijgen om alle voedingswaarden te waarborgen”, zegt Katrien.

Eiwitten zijn zeer belangrijke voedingsstoffen voor wondheling en spieropbouw. Het is dan ook logisch dat hier bij alle zorginstellingen extra aandacht aan besteed wordt. “Of je de maaltijd nu sous-vide of traditioneel bereidt, het eiwitgehalte blijft hetzelfde. Het is belangrijker om een gevarieerd menu aan te bieden zodat zorgvragers en bewoners kunnen kiezen tussen lekkere, evenwichtige maaltijden. Zo zullen ze zeker goed eten en voldoende voedingsstoffen binnenkrijgen. En dat draagt inderdaad bij aan het herstel en aan het geluksgevoel van mensen.”

Deze dienstverleningen roepen toch ook enkele vragen op. Niet in het minst op milieuvlak. “Je verbruikt veel plastic en dat kan toch niet goed zijn voor de ecologische voetafdruk van een zorginstelling? Al is er misschien wel enige nuance nodig. Omdat alle componenten langer houdbaar zijn, heb je minder transport nodig en ik geloof ook dat je veel minder afval hebt omdat je enkel regenereert wat besteld is. Misschien compenseert dat. Daarnaast zit ik ook wel in met de kwaliteit van bepaalde types voedsel. Wat doe je bijvoorbeeld met gepaneerde ingrediënten? Die kan je moeilijk sous-vide bereiden en veel mensen vinden een kroketje of gepaneerde vis toch ook lekker. Bij zulke leveranciers heb je ook altijd dezelfde smaak, waardoor je minder kan inspelen op wat de zorgvragers en bewoners willen. In ons woonzorgcentrum merken we snel wat de bewoners wel of niet lekker vinden. We kunnen kort op de bal spelen en onze recepten bijsturen.”

Al bij al vindt Katrien dat er voor beide manieren van bereiden iets te zeggen valt. “Alles hangt af van de noden van de zorginstelling. Idealiter gaan we voor een combinatie. Zoals vacuümgetrokken vlees of vis samen met traditioneel bereide groenten of aardappelen. Of voor een ontbijt en lunch in een klassieke keuken en het avondmaal via een dergelijke dienst.”


Waarom ijs leggen niet altijd een goed idee is

Je patiënt verzwikt zijn of haar enkel. Je eerste reactie is om een ijskompres te leggen en de zwelling tegen te gaan. Een logische reactie, of toch niet? Er verschijnen steeds meer wetenschappelijke studies die de helende krachten van ijs en het RICE-principe (rust, compressie, immobilisatie en elevatie) tegenspreken. Huis- en sportarts Tom Teulingkx zet de feiten voor ons op een rijtje.

IJs leggen op een blessure is een discussie die in wetenschappelijke kringen al langer aan de gang is. Als het van heel wat studies afhangt, laten we die ijskompressen dan ook beter achterwege. Ze tonen aan dat ijs leggen de genezing van een kneuzing of verzwikking zou vertragen. In 2011 bleek uit onderzoek nog dat mensen die een gescheurde spier met ijs behandelden dezelfde pijn en hersteltijd hadden als mensen die dezelfde spierscheur met rust lieten. Onlangs vond een onderzoek plaats bij muizen, die een vergelijkbare spierstructuur hebben als mensen. Met elektriciteit werd een spierscheur gesimuleerd in hun pootjes. De ene helft van de dieren werd behandeld met ijs, de andere helft moest de scheur zo laten genezen. Die laatste groep bleek sneller te herstellen.

Tom Teulingkx is sportarts en voorzitter van SKA, de vereniging voor sport- en keuringsartsen, en hij erkent deze wetenschappelijke discussie. Welke stroming precies gelijk heeft, kan hij niet zeggen. Al zijn er wel enkele duidelijke richtlijnen. “We zijn er altijd van uitgegaan dat bij een kneuzing of verzwikking het RICE-principe de beste kans op herstel biedt”, zegt de arts. “Toch moeten we dat nuanceren. IJs zal wel degelijk de ontsteking tegen gaan, maar het zal ook de genezing van het letsel belemmeren. Een ontsteking is een natuurlijk proces van ons lichaam. De verhoogde doorbloeding voert enerzijds afvalstoffen af en brengt anderzijds stoffen mee die voor genezing zorgen. Daar hoort ook roodheid, warmte en pijn bij. Geen aangename symptomen. En daar moet je als zorgverlener net een middenweg in zoeken: hoe help je de patiënt met pijn comfortabel vooruit, zonder het herstel te vertragen?”

IJslolly’s

Om aan die middenweg te voldoen raadt Tom Teulingkx aan om enkel in de acute fase ijs te leggen. Doe dat dan niet met ijskompressen rechtstreeks op de huid, want dat geeft brandwonden. Het is beter om ijs te gebruiken dat smelt op je huid. En dit drie maal per dag gedurende maximum vijf minuten. “Je kan bijvoorbeeld water in een plastic beker gieten, daar een houten spatel of stokje in doen en dat zo invriezen. Dan krijg je een soort ijslolly die je over de kneuzing of verzwikking wrijft. Doe dit enkel de eerste 24 uur en zeker geen hele week. Zo verminder je de pijn in die acute fase van het letsel.”

Daarnaast waarschuwt de sportarts ook nog voor het gebruik van ontstekingsremmers. Hij merkt steeds vaker dat mensen bij een kneuzing of verzwikking meteen naar medicatie grijpen. “Zo’n ontstekingsremmer gaat net het herstel tegen. Heb je veel pijn? Kies dan eerder een pijnstiller met paracetamol en neem dit ook niet langer den 72 uur”, zegt Tom nog. “Ontstekingsremmers kunnen nefast zijn voor het hart en de nieren. Je moet er dus zeer voorzichtig mee omgaan.”

Blijven bewegen

Staan de andere factoren van het RICE-principe dan niet onder druk? “Rust is zeker belangrijk. Toch moet je actief gaan mobiliseren. Compressie geeft extra comfort en een elastische tape of brace kunnen helpen om passief te gaan bewegen”, zegt de sportarts. “Toch raden we gipsen absoluut af, behalve bij breuken. Gipsen immobiliseren de patiënt en kunnen het gewricht verzwakken. Het beste is om te blijven bewegen, eventueel met een rustig ritje op een hometrainer, zodat de natuurlijke processen van je lichaam hun werk kunnen doen. Ook voor of tegen elevatie valt het een en ander te zeggen. Je hartslag voelen kloppen in je enkel is geen aangenaam gevoel en je voet omhoog leggen kan dan helpen. Toch heb je die doorbloeding wel nodig om te herstellen. Natuurlijk moet je geval per geval bekijken. IJs is zeker geen boosdoener en kan in die acute fase soelaas bieden. Maar langdurig gebruik wordt zeker afgeraden. Dat is een leerproces dat er bij zorgverleners al ingebakken zit en nu nog tot bij de algemene bevolking moet geraken. Hoe dan ook staat het comfort van de patiënt steeds centraal.”