Dit moet je weten over de nieuwe Wet Patiëntenrechten

De Wet Patiëntenrechten dateert uit 2002 en zag het levenslicht om het recht op zelfbeschikking voor patiënten te garanderen. Dit jaar kreeg de wettekst een update, afgestemd op het huidige zorglandschap, meer vanuit een focus op kwaliteitsvolle zorg. Samen met de Kwaliteitswet is zo een kader voor patiëntenrechten gecreëerd. We leggen professor gezondheidsrecht Tom Goffin (UGent en voorzitter van de Federale Commissie Rechten van de Patiënt) jouw concrete vragen voor.

De zeven rechten in de Wet Patiëntenrechten kregen een opfrissing. Daarbij is aandacht besteed aan drie belangrijke pijlers. “Zo verankerden we patiëntenrechten in het belang van de wil, doelen en voorkeuren van de patiënt”, zegt professor Tom Goffin. “Ook de patiënt als copiloot in zijn zorg is sterker verankerd, net zoals patiëntenrechten door de patiënt. Zo bepaalt hij zelf wie aanwezig mag zijn bij het zorgproces. De vernieuwde wet is een aanvulling op de algemene kwaliteitsvereisten en bepalingen rond risicovolle verstrekkingen die in de Kwaliteitswet zijn opgenomen. Patiëntenrechten gaan namelijk veel verder dan wat in deze nieuwe wettekst staat. Ze moeten samen met de Kwaliteitswet ingebed worden. Daarnaast bestaat er nog heel wat meer om de kwaliteit van zorg voor patiënten te waarborgen. Denk maar aan de accreditering, het Fonds Medische Ongevallen, sensibiliseringscampagnes, de ziekenhuiswet, het kwaliteitsdecreet, de deontologie, … De Wet Patiëntenrechten is geen doel, wel een middel voor kwaliteitsvolle en patiëntgerichte zorg. We hebben bij deze vernieuwing goed geluisterd naar het werkveld, om zo dicht mogelijk bij het huidige zorglandschap te staan.”

Hoe definieer je een patiënt?

“Een patiënt is een natuurlijk persoon die gezondheidszorg ontvangt, ‘al dan niet op eigen verzoek’. Dat is een actievere formulering dan wat er voordien stond. In de wet schreven we ook het recht op een vertrouwenspersoon in. Dat is een familielid, vriend of een andere beroepsbeoefenaar en verschilt van de door de patiënt aangewezen vertegenwoordiger. Als vertrouwenspersoon kan je een patiënt bijstaan doorheen het hele zorgtraject. Zo wordt onder meer het bezoekrecht, dat tijdens covid onder druk stond, gegarandeerd.”

Kan je als patiënt dan meerdere vertegenwoordigers of vertrouwenspersonen aanduiden?

“Een vertegenwoordiger en vertrouwenspersoon bepaal je zelf, maar nog niet veel mensen doen dit. Je kan er meerdere aanduiden, maar je moet wel een rangorde aangeven. Heb je geen vertegenwoordiger, dan geldt een cascadesysteem. Indien je als patiënt onder een beschermingsstatuut staat en er is een bewindvoerder aangesteld door de vrederechter, zal dit de eerste persoon zijn die kan optreden als vertegenwoordiger. Die rechter bepaalt wel of de Wet Patiëntenrechten onder de bevoegdheid van de bewindvoerder valt. Anders is het je partner, en zo verder. Ook daar is niets aan veranderd met deze wetswijziging. Let wel, een benoemde vertegenwoordiger zal altijd voorrang hebben op een bewindvoerder.”

Kan een minderjarige een andere vertegenwoordiger aanduiden dan iemand met ouderlijk gezag?

“Daar voerden we een uitbreiding door om het voor voogden en pleegouders makkelijker te maken. Een minderjarige die voldoende maturiteit en een redelijke beoordeling van zijn belangen aantoont, kan in theorie een andere vertegenwoordiger aanduiden. Op die manier kan een minderjarige ook zichzelf vertegenwoordigen. Bijvoorbeeld: een jonge kankerpatiënt kent de kankerbehandeling door en door en kan misschien wel beslissingen nemen over deze behandeling, maar dat wil niet zeggen dat hij ook voldoende kan oordelen over andere soorten zorgen die hij zelf nodig heeft. In de praktijk gebeurt dat dus niet.”

Hoe hou ik als verpleegkundige rekening met de Wet Patiëntenrechten?

“De Wet Patiëntenrechten is er enerzijds voor de patiënt en anderzijds voor wie een gezondheidszorgberoep uitoefent. Daarnaast bouwt deze nieuwe wettekst ook bepalingen in voor anderen die zorg verlenen zoals stagiairs, mantelzorgers en bekwame helpers. Een maatschappelijk werker valt hier bijvoorbeeld niet onder, omdat hij geen zorg verleent.”

De patiënt aan het stuur van zijn zorg, maar wat als die bepaalde zorgen weigert?

“De vernieuwde wet houdt inderdaad sterk rekening met patiëntautonomie en met wat de patiënt wil. Daarnaast is er ook de diagnostische en therapeutische vrijheid van de zorgverlener, die weet wat de patiënt nodig heeft. Die blijft ook onverkort geleden, al moet de zorgverlener door de Kwaliteitswet wel rekening houden met de wensen van de patiënt in de uitoefening van die diagnostische en therapeutische vrijheid.”

Mag de patiënt eisen dat er voldoende verpleegkundigen zijn?

“Neen. De patiënt heeft recht op een vrije keuze van zorgverlener, maar we weten dat dit onder druk staat door de tekorten. Wat we in dit recht wel versterkt hebben, is het informeren van de patiënt. Zo moet je actief de patiënt informeren over je individuele of collectieve verzekering voor beroepsaansprakelijkheid. Kan of mag een zorgverlener bepaalde zorgen niet toedienen omdat hij of zij bv. geschorst is, dan moet dit aan de patiënt gemeld worden. Op verzoek van de patiënt moet hij ook zijn beroepsbekwaamheid en ervaring aantonen.”

Hebben patiënten dan inzage in het portfolio?

“Het portfolio wordt bijgehouden in het kader van de Kwaliteitswet. De patiënt heeft geen inzage, maar wanneer hij ernaar vraagt is dit wel een handig hulpmiddel om je ervaring aan te tonen. Weiger je bepaalde zorgen toe te dienen, dan moet je te allen tijde de continuïteit van zorg waarborgen met een doorverwijzing naar iemand van dezelfde beroepsgroep en bekwaamheid. Ook daar duikt het portfolio weer op. Vanuit de federale overheid wordt volop gewerkt aan een register van praktijken om in kaart te brengen wie wat doet in de gezondheidszorg. Het zal de plicht zijn van de individuele zorgverlener om de informatie in die databank up-to-date te houden.”

De patiënt heeft rechten, maar ook plichten. Denk maar aan het geweld tegen zorgverleners. Hoe giet je dit in een wettekst?

“De gezondheidszorgbeoefenaar en de patiënt werken samen aan de optimale verstrekking van zorg en gedragen zich respectvol tegenover elkaar, andere patiënten en andere zorgverleners. Het verbod op agressie staat er dus niet letterlijk in, maar die respectvolle omgang impliceert dit wel. Ook therapietrouw en de zorgverlener correct informeren horen daarbij.”

Als patiënt heb je recht op kwaliteitsvolle informatie over je gezondheidstoestand. Hoe gaat dat in zijn werk voor patiënten die geen Nederlands spreken?

“Informatie moet kwaliteitsvol en op maat van de patiënt gegeven worden. Hoeveel informatie hij wil, dat bepaalt de patiënt zelf. Het recht op een tolk is niet opgenomen in de wet, maar wordt in het kader van kwaliteitsvolle informatie wel aangeraden op kosten van de patiënt.”

Wat met de taalkennis van de zorgverlener?

“Er is een andere wetswijziging in de maak die de taalbepalingen voor zorgverleners zal opnemen in de Kwaliteitswet. Bij het aanvragen van je visum zal je niet alleen je diploma moeten voorleggen, maar ook een bewijs van je taalkennis Nederlands, Frans of Duits.”

Gelden de taalvereisten ook voor de ouderenzorg, waar vaak verpleegkundigen uit onder meer India actief zijn? Of zijn er uitzonderingen voor bepaalde beroepen?

“De uitzonderingen gelden voor zorgverleners die een gespecialiseerde veelal eenmalige taak komen doen in België, bv. een chirurg met een heel bijzondere expertise die hier in België een specifieke operatie komt uitvoeren.”

Wat bedoelt de wet met het recht op geïnformeerde toestemming?

“De patiënt heeft het recht om geïnformeerd te worden over elke tussenkomst van een zorgverlener en vervolgens zijn toestemming al dan niet te geven. We willen daarbij streven naar shared decision-making. Het komt erop neer dat de patiënt toestemming moet geven voor het verlenen van zorg. Dat kan mondeling, schriftelijk, maar ook stilzwijgend. Kom je als verpleegkundige de kamer binnen met een bloeddrukmeter en stroopt de patiënt zijn mouwen al op, dan is dit stilzwijgend akkoord gaan.”

Mag de patiënt weigeren dat zaken worden toegevoegd aan het patiëntendossier of passages laten verwijderen, denk maar aan agressie tegen een zorgverlener?

“Neen. De patiënt heeft recht op een dossier, maar geen recht op geen dossier. Er is dus dossierplicht. Iets weigeren of laten schrappen op vraag van de patiënt mag niet, iets toevoegen wel in het kader van doelgerichte zorg. De minimale inhoud van een patiëntendossier is bepaald in de Kwaliteitswet.”

Moet je voortaan dan voor elk diagnose- of consultatieverslag bijkomende informatie zelf opvragen, aangezien de patiënt toegang heeft tot consultatieverslagen?

“Neen, de wet gaat over zorg verlenen. Patiënten krijgen dus geen inzage via achterliggende e-healthplatformen van zorgverleners. Ze kunnen wel hun eigen dossier inkijken, al dan niet bijgestaan of gedelegeerd naar een vertrouwenspersoon. Ze hebben ook recht op toelichting over de inhoud. Een patiënt kan ook een afschrift van het dossier vragen. De eerste versie is gratis, de tweede ten laste van de patiënt. Uitzonderingen die de patiënt niet kan zien, zijn gegevens over derden en de motivering van de therapeutische exceptie.”

In de praktijk hoor je vaak schrijnende voorbeelden van ouders die het dossier van hun overleden kind niet kunnen inkijken. Is daaraan gesleuteld?

“We hebben de post mortem-inzage inderdaad aangepast. Ouders konden het dossier van hun minderjarige kind enkel inkijken mits motivatie en via enkel via een zorgverlener. Zij hebben nu volledig recht op inzage en afschrift, zonder motivatie. Daarnaast hebben enkel bloedverwanten tot en met de tweede graad recht tot inzage, maar moeten ze hun aanvraag wel nog motiveren.”

Je moet patiëntendossiers minstens dertig jaar en maximaal vijftig jaar bijhouden na het laatste patiëntencontact. Binnenkort moet dit digitaal verlopen. Moet je bij inzage van het dossier historische persoonlijke notities toevoegen?

“Er zijn geen overgangsmaatregelen gestipuleerd van het papieren naar het digitale dossier. Je zou in principe die persoonlijke notities moeten toevoegen aan het patiëntendossier.”

Hoe informeer je als thuisverpleegkundige de patiënt over de zorgtarieven?

“Dit is een actieve verplichting, die ook online mag ingevuld worden. Heb je een website, dan kan je de informatie daar kwijt. Anders zal je werk moeten maken van een brochure of flyer. Dit zijn informatieve documenten of publicaties die je aan patiënten geeft. Ze dienen niet om reclame te maken. Je mag nooit patiënten ronselen, enkel bekendmaken dat je bestaat.”

De zeven patiëntenrechten

  1. Het recht op kwaliteitsvolle zorg
  2. Het recht op vrije keuze van zorgverlener
  3. Het recht op informatie over de gezondheidstoestand
  4. Het recht op geïnformeerde toestemming
  5. Het recht op een zorgvuldig bijgehouden en veilig bewaard patiëntendossier
  6. Het recht op intimiteit en bescherming van het privéleven
  7. Het klachtrecht

Recht en bio-ethiek

Professor Tom Goffin (UGent) en professor emeritus Herman Nys (KU Leuven) brengen bij Lannoo een nieuwe editie uit van hun boek ‘Recht en bio-ethiek’. Dit biedt de noodzakelijke inzichten en voorbeelden om in versterkt vertrouwen zorg te bieden. Het is een basiswerk bij de rechtsregels in de gezondheidszorg en behandelt het juridisch statuut van wie zorg verleent en van wie zorg ontvangt. Zowel studenten en professionals in de rechten, als in de geneeskunde, verpleegkunde, zorg en welzijn kunnen met dit boek aan de slag.


Een nieuwe definitie van verpleegkunde: wat brengt dat met zich mee?

Er komen heel wat veranderingen en uitdagingen op ons beroep af. Bepaalde wetgeving is al in voege, andere wetteksten liggen bij de Raad van State, worden binnenkort gestemd in het parlement of staan klaar om van kracht te gaan. NETWERK VERPLEEGKUNDE zat voor deze nieuwe regelgeving mee aan tafel. Toch merken we de onzekerheid die nog heerst in het werkveld. Samen met Katrien Vervoort (adviseur volksgezondheid op het kabinet van bevoegd minister Frank Vandenbroucke) en Simon Malfait (zorgmanager UZ Gent en klinisch professor UGent) overlopen we de belangrijkste vragen van onze leden.

Waarom zijn deze hervormingen nodig?

Katrien: “De hervormingen kaderen binnen twee grote pijlers uit het huidige regeerakkoord: investeren in personeel en betere werkomstandigheden enerzijds, hervormen volgens kennis en kunde anderzijds. Daarbinnen is gewerkt rond de zorg- en leerladder, en rond taak- en functiedifferentiatie, taakdelegatie en taakverschuiving. De WUG (Wet op de Uitoefening van de Gezondheidszorgberoepen) is lang als een hindernis ervaren. Samen met de taskforces en werkgroepen werkten we nu ankerpunten in deze wetgeving uit, die onze zorg klaar moeten stomen voor de toekomst. Zo biedt deze wet nieuwe kansen en opportuniteiten.”

Wat als je nu werkt met een HBO5-diploma op een kritische dienst in het ziekenhuis, is er een overgangsmaatregel of moeten HBO5-verpleegkundigen zich omscholen?

Katrien: “In het kader van de overgangsmaatregelen kunnen zij genieten van verworven rechten, waardoor ze gelijkgesteld worden met de verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg (VVAZ). Wie dit schooljaar de HBO5-opleiding startte, zal afstuderen als basisverpleegkundige.”

Welke opleiding moet de praktijkassistent volgen?

Katrien: “Dit is een opleiding op HBO5-niveau van 1,5 jaar en zal wellicht vanaf 2025 aan de hogescholen georganiseerd worden. Belangrijk hierbij is dat deze functie niet settingspecifiek is en dus breder kan toegepast worden dan enkel in de huisartsenpraktijk. Het is een paramedisch beroep ter ondersteuning van andere zorgverstrekkers die naast het opnemen van bijvoorbeeld een onthaalfunctie, administratieve en logistieke taken, ook een beperkt aantal technisch-ondersteunende medische taken kan uitvoeren onder verantwoordelijkheid en toezicht van de arts, zoals het opnemen van bepaalde parameters, staalafname of de registratie van een ECG of spirometrie.”

Wat doet de bekwame helper dan precies en waarom moest die wetgeving herzien worden?

Katrien: “We creëerden een legaal kader voor de bekwame helpers. Het zijn personen die in het kader van hun beroep of een vrijwillige activiteit buiten een zorginstelling iemand verzorgen die in het dagelijkse leven bepaalde verpleegkundige verzorging nodig heeft. Denk bijvoorbeeld aan een leerkracht op school of een leider van de jeugdbeweging die een kind met diabetes bijstaat, een verzorgende in de thuiszorg die helpt met de steunkousen, een medewerker in een voorziening voor personen met een handicap, … Naar analogie met de mantelzorgers werd voor hen een afwijking op de strafbaarheid van de onwettige uitoefening van de verpleegkunde voorzien, waardoor ze, met respect van de voorwaarden, deze zorg niet alleen op een legale maar ook een kwaliteitsvolle manier kunnen opnemen. De arts of verpleegkundige kan hierbij bepaalde verstrekkingen aan een bekwame helper delegeren, die deze, na de nodige opleiding, kan uitvoeren. Er wordt onder meer ook in een regelmatige herevaluatie van de situatie voorzien. De lijst met verstrekkingen is vastgelegd in een KB. De overheid werkt ook aan een website bekwamehelper.be waarop je binnenkort alle info, een FAQ en standaardformulieren vindt. Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan het KB. Wellicht zal de regeling in de loop van maart van kracht gaan.”

Kan de bekwame helper ingezet worden in voorzieningen voor mensen met een beperking?

Katrien: “Zeker. Enkel in instellingen die vallen onder de ziekenhuiswetgeving en in woonzorgcentra kan het niet, omdat daar verpleegkundige zorg voorhanden is. De bekwame helper is er niet om de verpleegkundige te vervangen.”

Mag de bekwame helper medicatie klaarzetten?

Simon: “Dit staat niet in de lijst van handelingen die gedelegeerd mogen worden, dus neen. Subcutane injecties toedienen mag bijvoorbeeld wel na een opleiding door een arts of verpleegkundige. Het blijft aan de verpleegkundige om in te schatten wat wel en niet kan, uiteraard wel steeds binnen de krijtlijnen van het KB. Met andere woorden: niet elke bekwame helper zal dezelfde taken gedelegeerd krijgen.”

Waarom mag een leerkracht insuline spuiten, maar een zorgkundige niet?

Simon: “Dat is een andere situatie. De leerkracht die bij een leerling insuline spuit, is een een-op-eenrelatie onder de wetgeving van de bekwame helper. De zorgkundige heeft een meer algemene bevoegdheid als zorgverstrekker voor tal van patiënten en werkt vanuit een holistische aanpak. Dus niet specifiek voor die ene leerling. De contexten van beide situaties zijn dus zeer sterk verschillend.”

Delegeren naar de bekwame helper is prima, maar houdt dit niet nog meer administratie in voor de VVAZ?

Katrien: “We merkten dat dit risico wel bestond, daarom kreeg de wetgeving rond ADL vorm. Ons doel bij deze hervormingen was hoe dan ook om de administratie te allen tijde zo beperkt mogelijk te houden. Daar tegenover plaatsen we wel de nuance dat om op beleidsniveau zaken in gang te zetten, je data nodig hebt. Als verpleegkundige zal je dus altijd wel een bepaalde vorm van administratie moeten blijven voeren. Vanuit de overheid zullen sjablonen aangeleverd worden.”

Wat moest dan precies veranderen aan de wetgeving rond ADL?

Katrien: “ADL (Activiteiten behorende tot het Dagelijkse Leven) zijn handelingen die binnenkort niet langer noodzakelijk voorbehouden zijn aan verpleegkundigen of andere zorgverleners. Het gaat over een beperkte lijst van activiteiten die, hoewel ze behoren tot de gezondheidszorg, binnenkort ook op een legale manier door een niet-gezondheidszorgbeoefenaar mogen worden uitgevoerd volgens geldende voorwaarden, en dit zonder delegatie door een arts of verpleegkundige. Belangrijk: de begunstigde moet hiermee akkoord zijn, bij elke wijziging van de gezondheidstoestand moet er worden doorverwezen naar een gezondheidszorgbeoefenaar, en een arts of verpleegkundige kan ook steeds zeggen dat gezien de context of de situatie de handelingen uitgevoerd moeten worden door een bevoegd gezondheidszorgbeoefenaar. Voorbeelden van ADL zijn hygiënische zorgen bij personen met ADL-dysfunctie waarbij er geen bijzondere kwetsbaarheid is, vocht- en voedseltoediening bij personen zonder slikstoornissen langs orale weg helpen verrichten, het meten van bepaalde parameters of het toedienen van medicatie via onder meer de orale weg. Dit Koninklijk Besluit wordt net zoals het KB van de bekwame helper momenteel gefinaliseerd en zal tegelijkertijd met de bekwame helper ingaan.”

Wie zal ADL-handelingen kunnen uitvoeren? Zal een onthaalmedewerker bij een ziekenhuisopname bijvoorbeeld de parameters kunnen opnemen?

Katrien: “ADL kan door iedereen worden uitgevoerd, dus ook door niet-zorgverstrekkers en zonder delegatie door een arts of verpleegkundige. Die laatste kunnen wel aantonen dat gezien de context of situatie er geen sprake is van ADL en een bevoegde zorgprofessional de handeling moet uitvoeren. Of een onthaalmedewerker al dan niet de parameters mag opnemen bij een ziekenhuisopname, hangt van de afspraken in dat ziekenhuis af. Gaat het voor die zorginstelling om een zorghandeling, dan moet een praktijkassistent of een verpleegkundige dit opnemen.”

Als we kijken naar het gestructureerd zorgteam, hoe zal dat vorm krijgen?

Katrien: “De toekomst voor de zorg is er een van samenwerking. Daarom werkten we aan wetgeving rond verpleegkundige zorg in teamverband, het zogenoemde gestructureerde zorgteam. De VVAZ zal bepaalde technisch-verpleegkundige verstrekkingen die worden vastgelegd in een KB kunnen delegeren naar andere gezondheidszorgbeoefenaars vanaf het bachelorniveau en mits een opleiding. De VVAZ coördineert en houdt toezicht.”

Komt er binnen het gestructureerd zorgteam een lijst van handelingen die gedelegeerd kunnen worden naar gezondheidszorgbeoefenaars? Zal bijvoorbeeld een zorgkundige een thoraxdrain kunnen verzorgen na bijscholing?

Katrien: “Er komt een negatieve lijst met handelingen die nooit gedelegeerd kunnen worden binnen een gestructureerd zorgteam. Merk ook op dat je binnen het gestructureerde zorgteam nog niet mag delegeren naar zorgkundigen of praktijkassistenten, maar enkel naar gezondheidszorgbeoefenaars met minimum het opleidingsniveau van de basisverpleegkundige. Dus naast de basisverpleegkundige zal er gedelegeerd kunnen worden naar bepaalde paramedische beroepen (logopedist, ergotherapeut, …) of naar beroepen met een masterniveau (klinisch psychologen/orthopedagogen, kinesitherapeuten, …).”

Hoe vermijd je dat de uit te besteden handelingen gereduceerd worden tot uitvoerende taken? In welke mate wordt er geïnvesteerd in klinisch redeneren?

Simon: “Klinisch redeneren en klinisch leiderschap zullen meer vervat moeten zitten in de bacheloropleiding. Iedereen moet gemotiveerd worden om die nieuwe, coachende rol op zich te nemen. Anders riskeren we te verzanden in taakverpleging. De VVAZ zit aan het stuur en kan bijvoorbeeld ook beslissen om bepaalde taken niet te delegeren. Daarbij gaan we steeds uit van het bekwaam-is-bevoegdprincipe en van samenwerken in vertrouwen. De andere zorgverleners mogen op hun beurt ook weigeren om een handeling uit te voeren als ze zich daar niet comfortabel bij voelen.”

Kunnen instellingen deze opleidingen in ‘leren delegeren’ zelf organiseren?

Simon: “Zeker, wanneer ze over een duidelijk competentiekader beschikken en de opleiding aantoonbaar is in het portfolio van de medewerker.”

In een gestructureerd zorgteam wisselt het team regelmatig af. Hangt de delegatie dan af van de specifieke verpleegkundige of mag het patiëntendossier een staand order bevatten dat elke zorgkundige die bepaalde taak mag uitvoeren?

Simon: “Neen, die taken zijn nominatief. Het voordeel van het gestructureerde zorgteam is dat je bepaalde personen handelingen laat uitvoeren die vroeger niet mochten. Dat hangt dus af van persoon tot persoon. Daarom is het portfolio zo belangrijk, om je opleidingsniveau en je competenties aan te tonen. Let wel op, je zal in een eerste fase nog niet kunnen delegeren naar een zorgkundige.”

Heeft de VVAZ altijd toegang tot het portfolio om te beoordelen of die kan/wil delegeren? Hoe zit dat dan met de privacywetgeving?

Simon: “Je hebt als zorgverlener de keuze om je portfolio al dan niet open te zetten. Het is een beetje zoals je diploma’s tonen wanneer je solliciteert. Niemand zal een verpleegkundige aannemen als die persoon niet het juiste diploma kan voorleggen. Vertrouwen is het sleutelwoord.”

Hoe worden de nieuwe functies geïntegreerd in de bestaande personeelsnormen? Zal dit niet leiden tot goedkopere zorg omdat er andere zorgmedewerkers ingeschakeld worden dan verpleegkundigen?

Katrien: “Normering is een bevoegdheid van de deelstaten. Gezien de brede hervorming van het verpleegkundig beroep, wordt in een volgende stap best de normering aangepakt. Een goede verpleegkundige norm moet hier wel de basis blijven.”

Aangezien de verantwoordelijkheid van de VVAZ toeneemt, vallen zij dan ook binnen een andere IFIC-categorie?

Katrien: “IFIC is een bevoegdheid van de sociale partners. Daar zal verder bekeken moeten worden welke vertaling in IFIC de brede hervorming al dan niet moet krijgen.”

En wat met de verloning in de thuiszorg? Hoe zit het met de facturatie van prestaties wanneer een taak gedelegeerd wordt of wanneer de bekwame helper opgevolgd moet worden door de VVAZ?

Katrien: “Binnen de Overeenkomstencommissie van het RIZIV wordt best bekeken hoe de delegatie naar en opvolging van een bekwame helper kan worden opgenomen in de financiering. Voor ons is dit maar een eerste stap. Wij pleiten voor een new deal voor de thuisverpleging, waarbij zowel de organisatie als de financiering van de thuisverpleging op een fundamenteel andere manier worden aangepakt, met meer ruimte voor preventie en lokale samenwerking. Dit is voor ons een belangrijke prioriteit voor de volgende legislatuur.”

Zes doelen van de wetswijzigingen

  1. Drie nieuwe verpleegkundige functies volgens de wet van 28 juni 2023:
  • Basisverpleegkundige (HBO5-opleiding vanaf schooljaar 2023-2024)
  • Verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg (VVAZ) (bachelor + HBO5-opleiding tot en met schooljaar 2022-2023)
  • Klinisch verpleegkundig onderzoeker (doctoraat)
  1. De versterking van de scope of practice en autonomie van de VVAZ:
    herziening van de verpleegkundige technische verstrekkingen en medische handelingen
  2. Implementatie van de verpleegkundig specialist:
    erkenningscriteria en bevoegdheden van verpleegkundigen met een masterdiploma
  3. Versterking van de mogelijkheden tot ondersteuning op vijf manieren:
  • Logistiek assistent
  • ADL
  • Zorgkundigen
  • Praktijkassistent
  • Bekwame helper
  1. Verpleegkundige zorg in teamverband:
    het gestructureerde zorgteam met de VVAZ in een coördinerende rol
  2. Uitbreiding bevoegdheden andere zorgberoepen

Actiepunten voor de toekomst

  • Samenwerken in team
  • Interdisciplinariteit
  • Microteaching en coaching
  • Klinisch leiderschap
  • Kritisch denken
  • Zelfreflectie
  • Leiderschap: vanuit de basis de wetpraktijk aanpassen
  • Mondigheid ten aanzien van de directie: samen met deze wetswijzigingen aan de slag gaan en het gestructureerde zorgteam vorm geven.


Hoopvolle tendensen inschrijvingscijfers voor opleidingen verpleegkunde

Nu de academiejaren en schooljaren volop aan de gang zijn, hebben we een goed zicht op de inschrijvingscijfers van 2023-2024 voor de verschillende opleidingen verpleegkunde. Zoals steeds houdt Zorg- en Welzijnsambassadeur Candice De Windt deze nauwgezet in de gaten. “Alle opleidingen binnen zorg en welzijn doen het goed, al zijn er enkele uitzonderingen.”

Laten we starten met het minder positieve nieuws: de inschrijvingscijfers voor HBO5 vertonen een lichte daling van zes procent. Het aantal studenten voor de volledige opleiding ging van 6.957 studenten in 2022 naar 6.613 dit jaar. Dat is gezien de actualiteit en de onduidelijkheid die rond het statuut heerst niet onverwacht en ook geen dramatisch cijfer. De omvorming van de HBO5-opleiding naar die voor basisverpleegkundigen brengt nu eenmaal onzekerheid met zich mee. Des te meer omdat er veel onduidelijkheid was rond wat basisverpleegkundige kan en mag doen in welke context . “Daardoor kwam het zorgberoep vaak negatief in de media en dat heeft onvermijdelijk een impact op de instroom”, zegt Candice De Windt. “Dat staat haaks op de vele positieve verhalen en evoluties die ik dagelijks in het werkveld en in het onderwijs zie. Een opleiding verander je niet zomaar in enkele weken tijd. Al biedt de huidige situatie wel unieke kansen. Dat gebeurt vandaag in constructief overleg tussen werkgevers, HBO5-scholen en de bacheloropleidingen. We schatten dat als we dit grondig willen doen, we hier de nodige tijd voor moeten nemen, en het zal gradueel opgebouwd worden. Dit zal een aantal jaren in beslag nemen. We willen inzetten op een nog sterkere opleiding op niveau vijf, met de nodige flexibiliteit met studiepunten, mogelijkheden tot inzetten op (deel)vrijstellingen en een haalbaar brugprogramma naar de bachelor toe.”

Of andere, nieuwe zorgopleidingen op dat niveau geen inschrijvingen wegsnoepen van basisverpleegkunde? “Neen, dat denk ik niet. De nieuwe functie van praktijkassistent is administratief georiënteerd en eigenlijk missen we nog een sterke opleiding op graduaatsniveau. Iets wat naast de opleiding voor basisverpleegkundigen kan staan en die toch naar het domein zorg en welzijn leidt.”

Stijging voor de bacheloropleiding

Waar we bij HBO5 een daling noteren van zes procent, stellen we bij de bachelor verpleegkunde een stijging van 5,99 procent vast. Zo zitten in de bacheloropleiding nu 7.695 studenten, waarvan 70 procent jonger dan 25 jaar. Vooral het aantal generatiestudenten stijgt met 4,75 procent en dat is zeer goed nieuws. “Het wil zeggen dat we achttienjarigen opnieuw weten te motiveren”, zegt Candice tevreden. “Waar de beeldvorming rond HBO5 eerder negatief was, zien we dat dit bij de bachelor toch anders ligt. Pas op, we zitten nog altijd niet op het niveau van 2016, toen de bachelor hervormd werd naar vier jaar. Dat komt door de lagere cijfers van de voorgaande jaren. Als we op dit elan verder gaan, komt het wel goed. Al zullen de tekorten in functie van de zorgvraag zich zonder andere maatregelen blijven voordoen.”

Door de verschillende benamingen zijn de cijfers voor de masters niet eenvoudig te analyseren, toch merken we dat de schakelprogramma’s zeer stabiel blijven, met een instroom van jaarlijks ongeveer 440 studenten.

Wat met BBT en BBK?

Sinds de afschaffing van de banaba’s in 2016 zaten de inschrijvingen voor deze opleidingen in een dip. “Die cijfers vallen nu best mee (zie tabel, nvdr.). Al moet ik toegeven dat niet alle opleidingen die vandaag worden aangeboden effectief worden ingericht. Een postgraduaat inrichten voor slechts enkele studenten is duur. Het aanbod loopt ook overal wat gelijk, waardoor vaak dezelfde meer populaire postgraduaten aangeboden worden. Daar zit zeker een kans tot optimalisatie als de hogescholen samenwerken en hun kennis en middelen verdelen. Kijk naar wat het werkveld nodig heeft en bundel de krachten.”

Extra middelen en initiatieven

De opleiding voor zorgkundigen wordt op veel niveaus en via verschillende trajecten aangeboden. Zo bestaat sinds september 2023 in Vlaanderen een instroomkanaal waar je zonder kwalificatie al aan de slag kan gaan en dat leidt naar een beroepskwalificatie. “Datzelfde traject bestaat ook voor kinderbegeleiders, persoonsbegeleiders, verzorgenden en logistiek medewerkers. Het is een ideale situatie voor zijinstromers, die op zoek zijn naar zekerheid. Via een premie en coaching bewandelen ze een ander carrièrepad, zijn ze aan het werk en vallen ze niet zonder inkomen. Daarnaast worden de andere betaalde trajecten naar zorgkundige en verpleegkundige in 2024 fors uitgebreid door VIA6 en wordt extra ingezet op de promotie van zorg en welzijn. Daarnaast komt er ook een onderzoek naar de in- en uitstroom in Vlaanderen in onze zorg- en welzijnssectoren. Welk verloop is er over de sectoren heen, waarom verlaat iemand het beroep, moeten we het retentiebeleid aanpassen? Door enkel in te zetten op instroom komen we er niet, inzet op retentie is minstens even essentieel. Daarnaast zorg moeten we ook aandacht besteden aan innovatie, technologie en vernieuwend hrm-beleid. Zo stellen we het imago van deze beroepen bij.”

Positieve balans voor zorg en welzijn

Wat deze cijfers volgens de Zorg- en Welzijnsambassadeur echt willen zeggen is dat er voor elke student die met verpleegkunde wil starten een plaats is. “Inzetten op de juiste oriëntering van studenten loont. Het nieuwe platform Careēr heeft daar zeker wat effect, waar we volop inzetten op de branding van zorg en welzijn met de sociale partners. Daarnaast mogen we de vele andere initiatieven zoals ingericht door VIVO, VDAB, de beroepenrally’s in het vijfde en zesde leerjaar, … niet vergeten. We reiken actief de hand naar het onderwijs en laten studenten inzien dat er in zorg en welzijn zowel nood is aan opleidingen met een arbeidsmarktsfinaliteit, als met een doorstroomfinaliteit en dat diezelfde opleidingen daar alle mogelijkheden toe bieden.”

Alle opleidingen binnen zorg en welzijn doen het goed. “Dat is typisch in periodes van economische crisis”, zegt Candice nog. “Zorg en onderwijs doen het dan altijd goed omdat ze werkzekerheid bieden. We zien dat onder meer de inschrijvingen voor vroedkunde en voor logopedie en audiologie stijgen, net zoals voor voedingsgerelateerde opleidingen. Dat laatste komt door de maatschappelijke aandacht voor het thema. Algemeen genomen stijgen de inschrijvingen in het hoger onderwijs met 3,5 procent, goed voor in totaal 148.349 studenten. De graduaatsopleidingen inkantelen op het opleidingsniveau vijf in de hogescholen was een verstandige keuze met een positief effect. Een hogeschool heeft een andere aantrekkingskracht voor studenten dan een CVO, bijvoorbeeld. Er is een toename van 11 procent (22.569 studenten) in de graduaatsopleiding en van 2,45 procent (116.661 studenten) voor de professionele bachelors. Ik ben tevreden met de cijfers voor 2023-2024, maar we moeten alert blijven. Wie instroomt, moet ook blijven. We zijn allemaal ambassadeurs voor ons beroep. Laten we dat positief uitdragen en studenten positief motiveren en begeleiden.”


Verpleegkundige consultaties: hoe, wat, wanneer en waarom?

Eind 2023 bracht het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) een rapport uit over verpleegkundige consultaties[1]. Dat wekte heel wat mediabelangstelling op, net zoals vragen in het werkveld. Is een consultatie dan niet enkel voorbehouden aan artsen? Neen, want in de praktijk blijkt dat verpleegkundigen steeds vaker bepaalde consulten uitvoeren. Dat gebeurt voornamelijk bij patiënten met een complexe zorgvraag. Het KCE ging in deze studie na of de raadplegingen veilig, nuttig en kwaliteitsvol zijn en hoe ze in de toekomst verder kunnen worden uitgebouwd in België.

In het buitenland zien we dat verpleegkundigen al langer meer uitgebreide verantwoordelijkheden op zich nemen, zoals het uitvoeren van consultaties. Dat bood de onderzoekers van het KCE de kans om internationaal onderzoek en best practices te raadplegen over dit type consulten in verschillende domeinen zoals cardiovasculaire aandoeningen, oncologie, respiratoire ziektes, diabetes, … Ook de huisartsgeneeskunde en ziekenhuiscontexten kwamen aan bod. Dat leidde tot een zeer grondig literatuuronderzoek van zo’n 473 studies. Het BVVS en professoren Mieke Deschodt en Fabienne Dobbels (KU Leuven) en Tom Goffin (UGent) zetten hier mee hun schouders onder.

Uit het rapport blijkt dat verpleegkundige consultaties even goede, en soms zelfs betere, resultaten opleveren dan de klassieke aanpak bij een arts. Bovendien blijken ze ook volkomen veilig te zijn. Toch zit het werkveld met heel wat vragen. Die leggen we voor aan verpleegkundige van opleiding en KCE-onderzoeker Jens Detollenaere.

Wat zijn verpleegkundige consultaties?

“We constateren dat de expertise en competenties van verpleegkundigen in ons land alleen maar toenemen. Verpleegkundige consultaties kaderen binnen de nood aan innovatieve zorgmodellen om de zorg van morgen te organiseren. We moeten afstappen van een ziektegerichte aanpak en meer kijken naar de patiënt die voor ons zit. Daarom focusten we in dit onderzoek ook op complexe aandoeningen en niet louter op chronische ziektes. Er bestaat geen gevalideerde definitie van verpleegkundige consultaties. Waar het om draait is de interprofessionele samenwerking met andere zorgverleners en de mogelijkheid om een patiënt autonoom en evidencebased te kunnen opvolgen. Verpleegkundigen bieden informatie, advies, ondersteuning en opvolging vanuit een holistisch perspectief. Dat gebeurt op vraag van de arts, andere zorgverleners, patiënten of op initiatief van de verpleegkundige. Het consult kan verschillende vormen aannemen: face-to-face, via telefoon of videocall, een e-consult of aan het bed.”

Wat zegt de wet?

“Daarvoor betrokken we professor Tom Goffin bij het onderzoek. Hoewel er vandaag geen juridisch kader is, kunnen verpleegkundigen activiteiten uitvoeren tijdens verpleegkundige consultaties zolang ze binnen de A-, B- en C-handelingen plaatsvinden. Op dit moment zijn, de consulten niet voorbehouden voor specifieke verpleegkundige profielen. In bepaalde gevallen, flirten verpleegkundigen met de grenzen van wat wettelijk toegelaten is. Voor alle duidelijkheid: een verpleegkundige mag niet voorschrijven. Al vindt het in de praktijk soms wel plaats.”

Wat doen verpleegkundigen tijdens deze consultaties?

“Verpleegkundigen staan in voor de diagnose en gevorderde gezondheidsbeoordeling van patiënten, net zoals voor diagnostische testen of onderzoeken. Daarnaast kunnen ze beslissen over therapeutische behandelingen, doen ze aan preventie, zetten ze in op gezondheidspromotie en gedragsverandering, verwijzen ze patiënten door en hebben ze de bevoegdheid om patiënten in ziekenhuizen en andere diensten op te nemen en/of te ontslaan. Algemeen genomen geven verpleegkundigen aan veel autonomie te ervaren in hun job door deze consultaties.”

Zijn verpleegkundige consultaties nuttig?

“Je moet als zorgsector inspelen op de veranderende behoeften van patiënten met complexe aandoeningen. Daarnaast kunnen we niet rond de personeelstekorten en de vaak lange wachttijden voor een afspraak bij een arts. Uit onderzoek blijkt dat, ondanks de schaarste aan verpleegkundigen, zij wel de juiste beroepsgroep zijn om bepaalde consultaties over te nemen. Bovendien kunnen deze raadplegingen complementair of subsidiair zijn voor de afspraken bij een arts. Dat is een continuüm afhankelijk van de ervaring en opleiding van de verpleegkundige, maar ook van de noden van de individuele patiënt of patiëntengroep.”

Komen alle verpleegkundige profielen in aanmerking?

“In principe wel. Wel zien we dat in het buitenland het merendeel van de verpleegkundigen die zulke consultaties uitvoeren minstens een bachelordiploma hebben, vaak aangevuld met een beroepstitel, beroepskwalificatie, postgraduaat of master. Bij de specialisaties zien we vaak wondzorg, eerstelijnszorg, oncologie en diabetes. Het is dan ook aangewezen dat verpleegkundige consultaties gebeuren door een verpleegkundige met gevorderde klinische expertises en competenties.”

Als verpleegkundige consultaties voorbehouden zijn aan hoger opgeleide verpleegkundigen, komt er dan een overgangsregeling voor verpleegkundigen die wel de ervaring maar niet het diploma hebben?

“Het kabinet Vandenbroucke werkt aan de uitvoeringsbesluiten, maar hoe die concreet eruit zullen zien is nog onduidelijk. Ze worden begin 2024 verwacht.”

Er is nu al een tekort aan verpleegkundigen. Versterken deze consultaties dat niet?

“In de literatuur wordt beschreven dat deze vorm van autonoom werken de aantrekkelijkheid van het beroep en van de patiëntenzorg kan verhogen, met meer carrièremogelijkheden, instroom en retentie van verpleegkundigen als resultaat.”

Zijn verpleegkundige consultaties in alle contexten aangewezen?

“Het onderzoek toont aan van wel. In de internationale best-practices zien we dat verpleegkundige consultaties in alle zorgcontexten geïmplementeerd zijn. Op dit moment zien we dat in België verpleegkundige consultaties geconcentreerd zijn in grote algemene of universitaire ziekenhuizen. Ook in de eerstelijnszorg worden de consulten in een vierde van de gevallen toegepast. De resultaten van ons onderzoek rapporteren geen verpleegkundige consultaties in Belgische woonzorgcentra. Nochtans kunnen deze consultaties belangrijk zijn voor de zorgcontinuïteit. De verpleegkundige die er dagelijks is, heeft namelijk een goed zicht op de noden van elke bewoner. Het kan dan ook een prioriteit zijn om verpleegkundige consultaties in de woonzorgcentra uit te bouwen.”

Wat is het effect op patiënten?

“Uit ons onderzoek blijkt dat de uitkomsten voor patiënten bijzonder positief zijn. Ze kunnen minstens even goede – en soms zelfs betere – resultaten opleveren dan de klassieke aanpak of een consultatie bij een arts. Hun levenskwaliteit en gezondheidsgedrag gaan erop vooruit, net zoals hun therapietrouw. De consultaties zijn ook effectiever op het vlak van mortaliteit en patiënttevredenheid.”

En voor zorginstellingen? Waarom zouden zij inzetten op verpleegkundige consultaties?

“Er is slechts beperkte evidentie om te spreken over een kostenreductie door verpleegkundige consultaties. Bovendien is het effect op heropnames of ongeplande spoedbezoeken minder rechtlijnig. Hoe dan ook is het aangeraden om als zorgorganisatie de impact van deze consultaties te analyseren op het vlak van rolverdeling en werkdruk. Giet in een interprofessioneel afsprakenkader welke verpleegkundige profielen en competenties nodig zijn om consultaties uit te voeren. Uit de literatuur blijkt dat het aangewezen is om af te stappen van het denken in handelingen en om een verpleegkundige competent to practice te maken.”

Komt er een nomenclatuur voor verpleegkundige consultaties?

“Op dit moment bestaat al een nomenclatuurcode voor verpleegkundige consultaties in de thuiszorg. Voorlopig mag dit consult maar één keer per jaar aangerekend worden, maar dat is te weinig wanneer je de continuïteit van zorg wil optimaliseren. In het buitenland zien we dat verpleegkundige consultaties niet via een fee-for-servicesysteem vergoed worden, wel aan de hand van een forfait. Dit moet in België dringend herwerkt worden naar een systeem dat verpleegkundige consultaties aanmoedigt binnen een interprofessioneel kader. Zo mag de verpleegkundige niet meer als kost, maar wel als meerwaarde gezien worden om veilig en in vertrouwen samen te werken.”

De studie gebeurde op basis van buitenlandse bronnen, hoe zit het dan in België?

“We doen in het rapport specifieke aanbevelingen voor de implementatie van verpleegkundige consultaties in de Belgische context. Daarom voerden we naast een literatuuronderzoek ook een uitgebreide survey uit bij 638 Belgische verpleegkundigen. Toch mogen we niet ontkennen dat in ons land nog wat werk aan de winkel is, onder meer om een algemeen juridisch en financieel kader op te stellen. De internationale best practices geven ons een aantal handvaten. Onder meer voor het opstellen van samenwerkingsprotocollen of richtlijnen rond het verschuiven van enkele medische activiteiten. Test bijvoorbeeld een jaar lang uit of een verpleegkundige correct voorschrijft en welke opleiding daarvoor nodig is. Daarnaast hangt in het buitenland de toegang tot de master verpleegkundig specialist af van je ervaring en expertise. Het portfolio, dat verplicht is sinds de invoering van de Kwaliteitswet, is daarvoor een handige tool.”

Wat moet concreet gebeuren om verpleegkundige consultaties in ons land verder te ontwikkelen?

“Start vanuit een behoefteanalyse ten opzichte van het huidige zorgaanbod: wat heeft de patiënt nodig? Dan pas zie je welke bijdrage verpleegkundige consultaties voor een bepaalde patiëntengroep kunnen betekenen, en in welke mate deze meer complementair of subsidiair moet zijn. Hier zal eventueel wat sensibilisering nodig zijn, omdat consultaties traditioneel door een arts gebeuren. Betrek hier de beroeps- en patiëntengroepen actief bij. Daarnaast is het ook aangeraden om het praktijkregister eindelijk te implementeren. Dit is een bijzonder handig planningsinstrument voor verpleegkundigen. Tot slot moeten de opleidingen versterkt worden met competentiegerichte benaderingen en modulaire programma’s voor bijscholing. De implementatie in België zal dus stap voor stap moeten gebeuren, op basis van pilootprojecten, zeker in zorgcontexten waar verpleegkundige consultaties nog niet geïmplementeerd zijn.”

[1] Detollenaere Jens, Dauvrin Marie, Deschodt Mieke, Cerulus Marie, Dobbels Fabienne, Heeren Pieter, Vinck Imgard, Goffin Tom, Van den Heede Koen. Verpleegkundige consultaties voor patiënten met complexe aandoeningen. Health Services Research (HSR). Brussels. Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). 2023. KCE Reports 373A. DOI: 10.57598/R373AS.


Goed verzekerd het jaar in met NETWERK VERPLEEGKUNDE

Een onoplettendheid gebeurt soms sneller dan je denkt. Daarom is het als verpleegkundige, loontrekkend of zelfstandig, nuttig om een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid medische beroepen af te sluiten. Als beroepsorganisatie nam NETWERK VERPLEEGKUNDE al in 1994 het voortouw om zo’n verzekering te ontwikkelen specifiek voor verpleegkundigen. Een polis die gekend staat als de meest volledige en voordelige op de markt. Want hoe groot of hoe klein de schade ook is, er wordt geen vrijstelling aangerekend.

Waarom een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid medische beroepen?

De verzekering die NETWERK VERPLEEGKUNDE aanbiedt dekt schade aan derden die een verpleegkundige tijdens de uitoefening van het beroep kan veroorzaken. Zowel de zelfstandig verpleegkundigen, als de verpleegkundigen in zorginstellingen kunnen deze verzekering afsluiten. Voor zelfstandigen spreekt de meerwaarde van de verzekering voor zich. De verpleegkundige in dienstverband is via de zorginstelling wel verzekerd door de werkgever, maar bij problemen, zoals een klacht van een zorgvrager of een juridische procedure, dekt deze polis ook de rechtsbijstand. Deze verzekering via NETWERK VERPLEEGKUNDE dekt de schadevergoeding aan derden, als de aansprakelijkheid van de verzekerde bewezen is. Door de extra waarborg ‘dekking voor juridische experten’ kan een expert je vertegenwoordigen in medische commissies. Verpleegkundigen hebben ook recht op verdediging bij schuldig verzuim, als de opzettelijkheid wordt uitgesloten.

Wanneer komt de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid tussen?

Ook in 2023 kon onze verzekering heel wat verpleegkundigen helpen. Soms gaat het om eenvoudige, dagelijkse handelingen die schade berokkenen aan de zorgvrager of aan het materiaal. Zo liet een verpleegkundige per ongeluk het bedieningsbakje van een elektrisch bestuurbaar bed vallen. De verzekering burgerlijke aansprakelijkheid betaalde de herstellingskosten terug, zonder vrijstelling voor de verpleegkundige in kwestie.

Er zijn nog andere voorbeelden te rapen. Zo morste een verpleegkundige een flesje ontsmettingsalcohol op een eiken tafel, brak de glazen deur door een windvlaag toen een verpleegkundige het huis binnenkwam, raakte de verpleegkundige de huissleutels van een patiënt kwijt of viel de tablet van een zorgvrager met een beperking van het bed op de grond. De herstelling of vervanging werd in deze vier gevallen vergoed door de verzekering.

Al kunnen de voorbeelden ook gerelateerd zijn aan werk- en verzorgingsmateriaal of hulpmiddelen. De steunkousen van een patiënt werden bijvoorbeeld stuk getrokken bij het aandoen. De verzekering vergoedde een nieuw paar. In een ander geval trapte de verpleegkundige op de bril van de patiënt, raakte het gebit verloren in de was of ging de rolstoel kapot door een handeling van de verpleegkundige. Ook daar kwam de verzekering tussen.

Wanneer komt de rechtsbijstand tussen?

De verzekering rechtsbijstand helpt verpleegkundigen wanneer een juridische tussenkomst van een advocaat nodig is. Dat betekent niet meteen een rechtszaak, maar kan ook gaan over een bemiddeling door een ervaren professional. Wanneer je met zulke situaties te maken krijgt, komt de rechtsbijstandspolis van je verzekering tussen.

Recent werden zo opnieuw enkele verpleegkundigen geholpen. Zo was er een situatie waarin de verpleegkundige beticht werd van diefstal. Een advocaat kwam tussen om een gesprek te bemiddelen en de situatie uit te klaren. Zonder extra kosten voor de verpleegkundige. Een andere verpleegkundige werd gestalkt via sociale media door een patiënt. Ook hier behartigde een advocaat de belangen van deze verpleegkundige. Dat gebeurde ook bij het ontslag van een diensthoofd en bij een klacht door de moeder van een patiënt die onder toezicht stond van een thuisverpleegkundige voor het tijdig innemen van anticonceptie.

Ledenvoordeel voor geconventioneerde zelfstandige verpleegkundigen

NETWERK VERPLEEGKUNDE werkt samen met CPS Verzekeringen om elke aangesloten verpleegkundige te ondersteunen in zijn/haar waardevol werk. Dat doen we al meer dan 25 jaar met de meest uitgebreide burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering volledig op maat van verpleegkundigen en zorgkundigen. Deze verzekering beschermt hen en hun praktijk tegen onverwachte situaties. Bij CPS Verzekeringen staat bovendien een team van deskundige adviseurs klaar die kunnen helpen bij het kiezen van de juiste polis die past bij de specifieke behoeften van iedere verpleegkundige en zorgkundige.

Als trouwe partner van NETWERK VERPLEEGKUNDE lanceert CPS Verzekeringen een uitzonderlijke actie voor geconventioneerde zelfstandige verpleegkundigen. Zij kunnen aansluiten bij het pensioenspaarplan aan een verlaagde instapkost van 2,5 in plaats van 4 procent. Leden die er ook een burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering afsluiten, betalen zelfs maar 1,5 procent.

Deze vorm van pensioensparen noemt het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ) en biedt via het RIZIV enkele voordelen:

  • Je spaart op een voordelige manier.
  • Je ontvangt een gewaarborgde rente.
  • Je geniet van een extra pensioen op je pensioenleeftijd.

Wat moet je doen om van de voorwaarden van deze RIZIV-toelage te genieten?

  • Geconventioneerd zijn.
  • Verstrekkingen geleverd hebben tijdens het premiejaar van minstens 33.000 euro en maximum 150.000 euro. Bij periodes van inactiviteit kunnen deze bedragen verlaagd worden.
  • Je activiteit tijdens het premiejaar uitoefenen in hoofdberoep.
  • Je contract moet ingaan op uiterlijk 31 december van het jaar waarop je sociaal voordeel van toepassing is.

De toelage voor het premiejaar 2022 bedraagt 548,77 euro. Voor meer informatie kan je altijd terecht op consult@cpsverzekeringen.be. Zij doen het nodige om alle formaliteiten in orde te brengen zodat je de toelage ontvangt waar je recht op hebt.


NETWERK VERPLEEGKUNDE verwelkomt twee nieuwe werkgroepen

Enthousiast, leergierig en geëngageerd. Deze woorden omschrijven het best de leden van de werkgroepen van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Ook aan een kritisch constructieve ingesteldheid ontbreekt het hen niet. Want door hun open blik werden recent twee nieuwe werkgroepen in het leven geroepen. Achter de schermen voerden beide groepen al wat voorbereidend werk en onderzoek uit om vanaf nu actief op de voorgrond te treden. We stellen je graag deze nieuwkomers voor: de werkgroep Praktische Ethiek en de werkgroep Netwerk Geschiedenis Verpleegkunde.

Netwerk Geschiedenis Verpleegkunde

Deze werkgroep werd in 2018 al opgericht, als achttiende lid van de European Association for the History of Nursing. Na de eerste jaren vooral een netwerk uit te bouwen van onder andere academici, onderzoekers en docenten van opleidingen verpleegkunde, is het tijd om de verworven inzichten en kennis te verspreiden en nieuwe leden aan te werven.

“Florence Nightingale is over het algemeen bekend. Maar er zijn ook heel wat Belgische verpleegkundigen met een internationale impact”, vertelt historicus en voorzitter van de werkgroep Netwerk Geschiedenis Verpleegkunde Luc De Munck enthousiast. “Weet je bijvoorbeeld dat Ghislaine Van Massenhove in 1974 na een jarenlange strijd de erkenning van het statuut van de verpleegkundige verkreeg? Of dat de zuster Jules-Marie Heymans de grondlegger is van de eerste universitaire verpleegkundige opleiding op het Europese vasteland? Ook de lijst van de huidige verpleegkundige handelingen danken we aan de inzet van onze voorgangers.” Dat wil de werkgroep Netwerk Geschiedenis Verpleegkunde meer onder de aandacht brengen. Met de steun van NETWERK VERPLEEGKUNDE wordt dit plan concreet.

De werkgroep Netwerk Geschiedenis Verpleegkunde wil een forum bieden aan alle zorgprofessionals met interesse in de geschiedenis van verpleegkunde in België. Een van de voornaamste kanalen om deze kennis te verspreiden is de facebookpagina van de vereniging die sinds 2020 actief is. Daarop worden regelmatig artikels en interessante nieuwtjes gepost. Voor de toekomst droomt de werkgroep onder andere over het lanceren van een website en een lezingenreeks over de geschiedenis van de verpleegkunde in België.

Eerste realisaties

De werkgroep bestaat momenteel vooral uit verpleegkundigen, docenten van verschillende opleidingen en academici, maar versterking en uitbreiding van het doelpubliek is welkom. Luc: “Nu we meer naar buiten treden, hopen we op enthousiaste leden vanop de werkvloer. Ik ben er zeker van dat er verpleegkundigen zijn met interesse in het thema die een zinvolle bijdrage kunnen leveren. Ik denk bijvoorbeeld aan getuigenissen over verschillende generaties heen.”

Vorig jaar ontwikkelde de werkgroep een educatief pakket met een korte documentairefilm en begeleidende info. Het pakket werd als proefproject aangeboden aan enkele hogescholen en werd daar positief onthaald. Vanaf het najaar van 2023 zal het pakket dan ook beschikbaar zijn in alle bacheloropleidingen verpleegkunde in Vlaanderen. Een tweede wapenfeit van de werkgroep is zichtbaar in het vernieuwde hoofdkantoor van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Luc: “Alle vergaderzalen kregen de naam van een invloedrijke Belgische verpleegkundige. We voorzagen een mooie foto en een korte biografie. Zo prikkelen we de bezoekers en gebruikers van de zalen.”

Lid worden van de werkgroep

“Hoe het engagement er voor deze werkgroep uitziet en wanneer, waar of waarover we vergaderen, bespreken we in overleg met alle leden en geïnteresseerden. De bedoeling is vooral om een geëngageerde groep samen te brengen die de geschiedenis van verpleegkunde in België een warm hart toedraagt en de liefde voor het onderwerp in Vlaanderen helpt verspreiden.”

Werkgroep Praktische Ethiek

Omdat zorgen altijd waardengedragen handelen is

De werkgroep Praktische Ethiek, of WEPE,  is een pluralistisch platform voor ethiek op de werkvloer waar elke levensbeschouwing haar plaats krijgt. Ze hebben twee belangrijke doelen. Enerzijds het verenigen van zo veel mogelijk initiatieven in Vlaanderen die zich inzetten voor zorgethiek, van ziekenhuizen tot woonzorgcentra en de thuiszorg. Anderzijds het brengen van de ethische reflectie naar de werkvloer met laagdrempelige methodieken en het sensibiliseren van zorgverstrekkers.

“Wepe is er zich van bewust dat de nood aan ethische reflectie heel hoog is omdat de uitdagingen voor de gezondheidszorg bijzonder groot zijn”, zegt coördinator Julien Libbrecht. “We zijn in de eerste plaats een werkgroep van NETWERK VERPLEEGKUNDE, maar staan ook open voor andere disciplines. We willen namelijk zoveel mogelijk zorgverleners achter deze visie scharen.”

De werkgroep rekent daarvoor op enkele mogelijke kanalen. Zo zijn er de verschillende activiteiten, terug te vinden via wepe.be. Er zijn ook heel wat opleidingen en webinars over goede zorg. “Dit jaar kaderen die in ons jaarthema schaarste in de zorg”, vertelt Julien. “We doen ook casusbesprekingen. Mensen die met hun hoofd en hart dagelijks in de praktijk staan, worden regelmatig geconfronteerd met de prangende vraag: Wat moet ik doen om goed te handelen? Soms gaat het om morele dilemma’s: situaties waarin alle mogelijke uitwegen schade veroorzaken. Het is niet uitzonderlijk dat dit leidt tot morele stress. Tijdens casusbesprekingen krijgen zorgmedewerkers ruimte om zulke situaties in groep te bespreken op basis van verschillende methodieken waarvan bewezen is dat ze wel effectief bijdragen aan een gestructureerde reflectie binnen een zorgpraktijk.”

Goede zorg

Niet alleen zorgverleners, maar ook zorgteams worden geconfronteerd met vragen of knelpunten waar ze als team geen antwoord op vinden. WEPE ondersteunt hen via verschillende professionals die gespecialiseerde methodieken beheersen voor overleg in de zorg.

“WEPE wil vooral een ethisch platform zijn, waarin ruimte wordt gecreëerd voor theorievorming over een ethische zorghouding”, zegt Julien nog. “Dat doen we op verschillende manieren. Via onze website dragen we bij tot het nadenken over goede zorg. Via onze casusbesprekingen denken we aan de hand van gevalideerde methodieken na over concrete situaties in de zorg. Vanuit deze casussen publiceren we regelmatig ook artikels over ethiek van de zorg, onder meer in dit tijdschrift.”

Deel uitmaken van de werkgroepen is voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE gratis. Een werkgroep staat open voor iedereen die interesse heeft in het specifieke onderwerp. Voor de werkgroep Netwerk Geschiedenis Verpleegkunde kan je contact opnemen met voorzitter Luc De Munck (luc_de_munck@hotmail.com). Voor de werkgroep Praktische Ethiek met coördinator Julien Libbrecht (julien.libbrecht@skynet.be, 0496 33 36 65 of wepe.be).


Nieuwe vormen van thuishospitalisatie goedgekeurd

Antibioticatherapie en antitumorale middelen mogen in leefomgeving patiënt toegediend worden

Ziekenhuis en thuisverpleging zijn geen aparte werelden. De eerste en tweede lijn ondersteunen samen de patiënt en groeien zo steeds meer naar elkaar toe. Het was de aanzet voor enkele proefprojecten rond oncologie en antibioticatherapie, die op hun beurt dan weer vorm gaven aan de nieuwe regelgeving rond thuishospitalisatie. Met opleiding, kennisdeling, gegevensdeling en kwaliteitsopvolging als belangrijke pijlers.

Op 1 juli ging de nieuwe regelgeving voor thuishospitalisatie in. Deze voorziet in de toediening en financiering van antibioticatherapie en antitumorale middelen in de thuiszorg. “Antibiotica toedienen behoort voor elke thuisverpleegkundige al tot de reguliere zorg. Het is goed dat daar nu een betere financiering aan gekoppeld is”, zegt Annemarie Demeyere, stafmedewerker zorg, pijn en comfort bij het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen. “Minstens even belangrijk zijn de proefprojecten rond oncologische zorgen in de thuiscontext die voorafgingen aan deze regelgeving.”

In 2016 lanceerde toenmalig minister van Volksgezondheid Maggie De Block deze proefprojecten waarin een cocreatie tussen ziekenhuizen en eerstelijnsactoren vorm kreeg. “Thuishospitalisatie was op dat moment internationaal zeer gekend en breed toegepast, maar ons land hinkte achterop”, zegt Annemarie Coolbrandt, verpleegkundig specialist oncologie in het UZ Leuven. “Elk proefproject had een eigen insteek, zoals het OPAT-project in West-Vlaanderen rond ambulante parenterale antimicrobiële therapie of het UZ Leuven-project rond de toediening Herceptine®. De nieuwe regelgeving is een compromis van alle inzichten uit die proefprojecten. Het is goed dat er nu een wettelijk kader is. Al zal dit niet meteen voor iedere zorginstelling en elke zorgverlener toepasbaar zijn. Oncologie is een zeer gespecialiseerd domein, met specifieke zorgnoden. Zo’n traject opstarten vraagt tijd.”

Samenwerken rond kwaliteit en in vertrouwen

Thuishospitalisatie maakt het mogelijk om een behandeling, die is opgestart in een gespecialiseerde ziekenhuissetting, onder bepaalde voorwaarden thuis toe te dienen, in de leefomgeving van de patiënt. Dat mag je interpreteren als de woning, het woonzorgcentrum, een psychiatrisch verzorgingstehuis of een hersteloord waar de patiënt woont of verblijft. “De focus van deze zorgen ligt in eerste instantie op laagcomplexe en subcutane behandelingen. Eventueel in een later stadium ook op intraveneuze behandelingen”, zegt Kristof Muylaert, domeinverantwoordelijke palliatieve zorg en oncologie bij het Wit-Gele Kruis Vlaams-Brabant. “Samen met UZ Leuven en andere eerstelijnsactoren werd een samenwerking opgezet die duurzaam, implementeerbaar en kostenneutraal op RIZIV-niveau is en zorgkwaliteit vooropstelt. Dat kreeg vorm in een werkbaar kader en groeide tijdens het project steeds verder uit. We leerden elkaar vertrouwen en bouwden een sterke expertise op, die nu ook gedeeld wordt met collega’s.”

Dat transmurale afsprakenkader, het invullen van opleidingsnoden, de communicatiekanalen tussen ziekenhuis en thuiszorg, de modaliteiten om een samenwerking op te starten, … zijn voortaan dus mogelijk binnen deze regelgeving. “Ook patiënten moeten meestappen in het verhaal. Ze moeten het ziekenhuis leren loslaten en dat is soms een grote stap”, zegt Annemarie Demeyere. “Je bent samen verantwoordelijk voor je patiënt, deelt gegevens en moet die systemen met elkaar laten communiceren. Daar knelt nog vaak het schoentje omdat die programma’s niet zijn afgestemd. Logisch ook, want je deelt persoonsgegevens. Dat is opnieuw een stap voor de patiënt, want transmurale zorg wordt tastbaar.”

Annemarie Coolbrandt: “Hele dossiers overdragen lijkt me niet zinvol, maar er moet wel een duidelijke informatieoverdracht zijn. Van het ziekenhuis naar de thuiszorg en omgekeerd. Tijdens het proefproject merkten we dat er altijd mogelijkheden zijn om efficiënt te communiceren. Kijk naar wie je partners zijn en zoek samen naar oplossingen die werken.”

Voor elke patiënt, na overleg

Thuishospitalisatie kan in principe voor elke patiënt. Er is een brede productlijst die mag toegediend worden door de thuisverpleegkundige. De patiënt zelf hoeft niets te doen, behalve de medicatie correct transporteren en bewaren. “Daarover wordt hij goed geïnformeerd in het ziekenhuis”, zegt Annemarie Coolbrandt. “Het zorgteam in het ziekenhuis beslist, ondersteund door de huisarts en de thuisverpleegkundigen van de patiënt, wie in aanmerking komt. De eerste twee toedieningen gebeuren altijd in het ziekenhuis. Dan zien we hoe de patient reageert. Daarnaast mag de behandeling niet te toxisch zijn of als de patiënt frequente medische onderzoeken moet ondergaan, is thuishospitalisatie niet aangewezen.”

Voor de patiënt heeft thuishospitalisatie een positieve invloed op het behandeltempo. Het dagelijks leven kan verder gaan, wat niet onbelangrijk is met het oog op werkhervatting. Ook de verplaatsingen van en naar het oncologisch dagziekenhuis of een hospitalisatieperiode voor de toediening van antibiotica worden vermeden. Bovendien bouw je een hechtere band op met je thuisverpleegkundige, die ook andere oncologische zorgen kan toedienen. De patiënt zelf betaalt geen remgeld voor de antibiotica of antitumorale geneesmiddelen, ook niet op de vergoeding van de verstrekking. Er kunnen dus geen supplementen gevraagd worden. Remgeld op de verpleegkundige verstrekkingen is wel mogelijk, samen met eventueel remgeld voor de geneesmiddelen en medische hulpmiddelen die door de ziekenhuisapotheek worden afgeleverd omdat ze noodzakelijk zijn bij de toediening van de behandeling.

Taken van de thuisverpleegkundige

Wanneer voor thuishospitalisatie gekozen wordt, bespreekt de thuisverpleegkundige met het ziekenhuis de recente parameters van de patiënt. Daar wordt de verdere thuisopvolging op gebaseerd. Tijdens een eerste kennismaking tussen patiënt en thuisverpleegkundige worden de praktische zaken overlopen. Zo weet de patiënt wanneer hij het geneesmiddel eventueel op tijd uit de koelkast moet halen. Na de toediening blijft de thuisverpleegkundige aanwezig voor de minimaal voorziene observatietijd en de nazorg. Daarna rapporteert de verpleegkundige naar het ziekenhuis over de parameters en eventuele bijwerkingen. Voor de opvolging van de behandeling keert de patiënt wel enkele keren terug naar het ziekenhuis.

“Dit is niet zomaar een verschuiving van zorg”, zegt Kristof. “We kijken steeds hoe het op een veilige en kwaliteitsvolle manier kan. Dat zijn belangrijke criteria. Heeft de patiënt bijvoorbeeld al een eerstelijnsnetwerk, dan vragen we aan hen hoe zij de haalbaarheid van thuishospitalisatie voor die persoon inschatten. We gaan steeds uit van wat de beste plaats is voor de behandeling. Wanneer bepaalde parameters niet goed zijn of als de patiënt aangeeft zich niet goed te voelen, gaan we in overleg met de huisarts, de verpleegkundig specialisten in het ziekenhuis of de oncoloog. We proberen de patiënt actief te betrekken. De focus op zelfmanagement, zoals dat ook in het ziekenhuis gebeurt, zetten we over naar de thuiszorg. Patiënten leren zo omgaan met eventuele nevenwerkingen en hoe deze te detecteren en signaleren.”

Opleidingen en uitdagingen

Naast gegevensdeling en kwaliteitsopvolging zijn ook opleiding en kennisdeling belangrijk. In september 2021 voorzag het UZ Leuven in een startopleiding voor bijna 500 verpleegkundigen uit Vlaanderen. In februari 2023 volgde er nog een waar zestig eerstelijnsverpleegkundigen, zowel zelfstandigen als loontrekkenden, werden opgeleid. “Die opleiding van verpleegkundigen gebeurt ook in cocreatie met de thuiszorg. Al moet dit uniform aangepakt worden met de andere ziekenhuizen. De thuiszorg kan niet in elk ziekenhuis in de regio een opleiding gaan volgen”, zegt Annemarie Coolbrandt. “Organisatieoverschrijdend werken is een uitdaging om thuishospitalisatie voor de patiënt te doen slagen.”

Samen met UZ Leuven organiseert het Wit-Gele Kruis Vlaams-Brabant binnenkort opleidingen zodat elk wijkteam over een opgeleide verpleegkundige beschikt. Samen met UZ Leuven wordt steeds gekeken waar de noden zitten, zowel op vlak van inhoud als op vlak van beschikbare capaciteit. Maar zijn in de thuiszorg geen handen te kort? “Ik geloof sterk dat de techniciteit van deze zorg nieuwe profielen kan aantrekken en mensen kan motiveren”, zegt Kristof. “Er zijn referentieverpleegkundigen oncologie, zoals we dat ook binnen de palliatieve zorg kennen. Zij kunnen zich verder specialiseren en anderen opleiden. Zo creëer je een nieuwe laag van expertise. Thuishospitalisatie is een verhaal van gedeelde verantwoordelijkheid en engagement tussen het ziekenhuis en de eerstelijn. Van de medicatie afhalen, het veilig bewaren thuis, het toedienen tot de verder opvolging: wie doet dat? We maakten strikte afspraken, zodat alle partijen duidelijk weten wat de verwachtingen zijn.”

Voor Annemarie Demeyere is de meerwaarde ook duidelijk: “Het is meer dan behandelingen verplaatsen naar de thuiszorg. Je vergroot het comfort van de patiënt aanzienlijk, want ze kunnen rustig thuis blijven in hun vertrouwde omgeving. Door samen te werken ontstaat meer tijd voor de patiënt waardoor die zich meer ondersteund voelt. De eerste lijn zal meer samenwerken in functie van wie welke expertise heeft. Het zal een lerend netwerk worden dat inhoudelijke linken legt, ook over de grenzen van thuiszorgorganisaties heen. Ik zie dit niet als extra werk. Wel als een uitdaging, met nieuwe technieken en mogelijkheden om te communiceren en je netwerk en kennis te vergroten. We kunnen al die zorg niet alleen bolwerken. We moeten evolueren naar een soort consortium dat toelaat om breed te kijken naar zorg.”


“Als we moeten shiften in budget, dan is het geen shift naar de ziekenhuiszorg, maar naar de eerste lijn”

Na zijn job als coronacommissaris ging Pedro Facon terug aan de slag bij het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsuitkering (RIZIV). Geen onbekend terrein aangezien hij er tussen 2005 en 2013 al werkte. Als adjunct-administrateur-generaal staat hij evenwel voor een grote reeks uitdagingen binnen het huidige zorglandschap. Met zijn rijke ervaring binnen verschillende overheidsadministraties, zoals Volksgezondheid, brengt hij de nodige bagage om de toekomstige krijtlijnen van het RIZIV uit te tekenen. Al stopt het voor Facon niet enkel bij deze dienst. Een geïntegreerde zorgaanpak is voor hem noodzakelijk om vooruitgang te boeken in de complexe dossiers die nu op tafel liggen.

Midden 2022 verhuisde het RIZIV naar een gebouw waar ook de FOD Volksgezondheid en het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) zitten. Een goede stap voorwaarts aangezien het de wisselwerking tussen de verschillende diensten bevordert. Hoe verloopt die transitie?

Pedro Facon: “Ik pleit al langer voor een nauwere samenwerking tussen de federale administraties. Zo hebben we indertijd projecten met geïntegreerde teams en stuurgroepen opgezet rond bepaalde thema’s, zoals de ziekenhuishervorming, de kwaliteitswet of de strijd tegen antimicrobiële resistentie. De recente verhuis versnelt deze integratie. In het nieuwe gebouw zitten de diensten voor gezondheidszorg van het RIZIV en de FOD bewust thematisch samen, en niet per instantie. Ook het management van het RIZIV, de FOD en het FAGG zit vlak bij elkaar. Dat laat veel meer spontane interactie toe tussen alle lagen van de organisaties.”

De uitdagingen in het zorglandschap zijn niet min. Denk aan meer geïntegreerde zorg, de hervorming van de ziekenhuizen en van de financieringssystemen, e-gezondheid, de modernisering van de gezondheidsberoepen en het verbeteren van doelmatigheid. Hoe kijkt het RIZIV hiernaar?

“Volgens mij is de samenwerking daarom een noodzakelijke evolutie. Al die grote thema’s staan in de beleidsnota’s van de regeringen en komen voort uit de reflectie-oefeningen van de sector. Geen enkele daarvan kan gedragen worden door één enkele administratie. Het heeft veel tijd gevraagd om die scheidingslijnen te overschrijden, maar de drive is er om dit nu gezamenlijk op te nemen.”

Het overlegmodel binnen het RIZIV is historisch gegroeid. De creatie van technische raden, overeenkomsten- en akkoordencommissies dateert uit een tijd waar de uitdagingen van geïntegreerde zorg en geïntegreerde financieringssystemen daarrond veel minder aan de orde waren. Hoe rijmen we dat aan de huidige noden in de zorg?

“Beslissingen werden vooral van onderuit genomen, met te weinig geïntegreerde sturing van bovenaf. Door de jaren heen zijn het gezondheidszorgsysteem, de noden van de samenleving en ook de relaties tussen de actoren veranderd. Zo is de rol van de algemene raad en het verzekeringscomité binnen het RIZIV stelselmatig versterkt, om een meer coherent beleid te voeren, de algemene beleidslijnen te bepalen en te garanderen dat de maatregelen over de verschillende sectoren elkaar niet tegenspreken. Ook de politieke sturing is groter geworden, onder andere omdat de politiek een heel belangrijke rol speelt in het bepalen van het budget.”

Is de volgende stap dan om het beleid nog meer te laten functioneren op basis van duidelijke gezondheidsdoelstellingen, die gestoeld zijn op wetenschappelijke input?

“Deze beweging is al aan de gang, maar het vergt tijd en inspanning. De initiatieven die nu worden voorgesteld, moeten binnen een bepaalde visie van het gezondheidszorgsysteem passen. Daarnaast werken de organen steeds meer op basis van evidentie en gezondheidsdoelstellingen. En er is meer oog voor evaluatie van de genomen maatregelen. Dit sluit allemaal aan bij kosteneffectief denken. Toch blijft het voor velen moeilijk om boven hun eigen domein uit te stijgen, en bevoegdheden en budgetten delen creëert vaak onrust. Er is dus nog wel werk aan de winkel.”

Hoewel de diensten onderling beter samenwerken, duurt het soms lang om veranderingen door te voeren, zoals het implementeren van de nieuwe wondzorgnomenclatuur dat vier jaar in beslag nam. Is het huidig systeem wel flexibel genoeg om de noodzakelijke wijzigingen snel genoeg te implementeren en zo de toekomstige noden het hoofd te bieden?

“De lange doorlooptijd is het gevolg van het beslissingsproces. Alles begint bij het bepalen van de juiste prioriteiten en het aantonen van de opportuniteit van een bepaalde wijziging. Dat alleen kost al veel tijd. Verder zijn budgetten nodig, want we werken niet met een ongelimiteerd, open budget. Vervolgens moet een koninklijk besluit worden opgesteld en goedgekeurd door de regering en de Raad van State. Tegen de uiteindelijke publicatie van het KB heeft dat vaak al een heel lang proces achter de rug. Toch moeten we hierbij ook erkennen dat dit in twee richtingen werkt. Nieuwe prestaties vragen tijd om terugbetaald te worden, maar het duurt ook lang om prestaties die niet meer relevant zijn, uit het systeem te halen. Deze aanpak verander je niet van vandaag op morgen, maar wel stapsgewijs en dat doen we door om te schakelen naar een beleidsvisie als basis en te werken met gezondheidsdoelstellingen en vanuit de evidentie.”

NETWERK VERPLEEGKUNDE pleit voor het meer inzetten van bachelorverpleegkundigen in de zorgcoördinatie en voor minder focus op het uitvoerende, zoals de ADL-zorg. Welke rol is in de toekomst weggelegd voor de verpleegkundigen?

“Het idee dat op tafel ligt, gaat in de richting van een rol voor de verpleegkundige die niet alleen technische prestaties uitvoert, maar ook de zorgprocessen coördineert met de patiënt en zijn omgeving, en kijkt hoe het zorgsysteem zo goed mogelijk in te zetten zodat het aangepast is aan de noden en doelstellingen van die patiënt. Dit is cruciaal in een context waar we meer nood hebben aan zorg voor chronisch zieken en meer geïntegreerde zorg.”

Dus we zitten met een overlapping van heel wat verschillende discussies die moeten samengevoegd worden?

“Dat klopt. We kunnen de zorgcoördinatie en het casemanagement niet los van elkaar bekijken. Er is nood aan actoren die zich inzetten voor de zorgcoördinatie, voor het bepalen van de doelstellingen van een zorgproces en voor het linken van de verschillende zorgverstrekkers, de patiënt en de omgeving van de patiënt. Hierbij moeten we absoluut een coherente aanpak vooropstellen. De bachelorverpleegkundigen kunnen hierin een belangrijke rol opnemen.”

Is functiedifferentiatie dan niet noodzakelijk om de job van verpleegkundige aantrekkelijk te houden?

“We hebben een tekort aan voldoende competente verpleegkundige handen in de zorg. We willen hen complexere rollen geven en hun plaats in het zorgsysteem versterken. Dat staat in contrast met het feit dat we zien dat verpleegkundigen taken uitvoeren die eigenlijk niet door hen zouden moeten gebeuren, bijvoorbeeld inzake thuiszorg. Maar om taken over te hevelen naar anderen, moeten de ‘overkant’, in dit geval de deelstaten, dit kunnen overnemen. Zaken uit de nomenclatuur halen zonder meer lost het probleem niet op. Ook de werkgever heeft een verantwoordelijkheid om de jobinhoud van de verpleegkundige zo in te vullen dat het in lijn ligt met de competenties van dat profiel.”

Binnen de verpleegkunde, zoals in andere sectoren, zien we een omschakeling naar een zelfstandig statuut of naar projectverpleegkunde. Dit creëert een zekere bezorgdheid over een te grote concurrentieslag door de meer welvarende instellingen. Wat is het standpunt van het RIZIV hierover?

“Voor mij is een eerste belangrijk element dat we moeten vrijwaren dat voldoende mensen worden opgeleid en dat we die mensen ook in de sector kunnen houden. De vraag is natuurlijk waarom verpleegkundigen ervoor kiezen hun loontrekkendenstatuut te verlaten. Wat is daar de oorzaak van en op welke manier kan je daar aan tegemoet komen? De verloning van verpleegkundigen binnen een ziekenhuisomgeving ligt absoluut niet laag in vergelijking met het gemiddelde inkomen in België of met de andere OESO-landen, dat blijkt uit de Health at a Glance-rapporten van de OESO. Heeft het dan te maken met werkcondities? Met flexibiliteit? Er is meer analyse nodig om dit te begrijpen. Hoe kan je ervoor zorgen dat je de noden van een werknemer, een werkgever en de maatschappij in evenwicht brengt? We zien dat jongere generaties op zoek zijn naar meer autonomie en zelfstandigheid, naar een ander evenwicht tussen arbeid, persoonlijke ontwikkeling, gezin en sociale engagementen. Hierdoor wordt de organisatie van werk moeilijker voor de werkgever en tegelijk wordt de werktijd gereduceerd. We moeten hier een iets breder maatschappelijk debat over hebben.”

Hoe kaderen de verschillende opleidingsniveaus daarin?

“Het hele future of nursing-verhaal blijft relevant. De kwaliteit van de opleiding, het inzetten van bachelors en het verbreden van bevoegdheden is een weg waar we op willen voortgaan. We zitten natuurlijk met een bepaalde realiteit en HBO5-verpleegkundingen moeten ook hun plaats krijgen binnen het zorglandschap. Dit kan passen binnen de gestructureerde zorgequipe, die een bepaalde complementariteit en bepaalde competenties vraagt. We moeten pragmatisch zijn en kunnen ons niet permitteren om sommige verpleegkundigen niet te valoriseren.”

We zien heel wat bewegen rond BelRAI© op Vlaams niveau. Hoe zit dit federaal?

“De projecten in Vlaanderen kaderen in een goede interfederale aanpak. Het is dus niet enkel een BelRAI©-Vlaanderen concept. De voorbije twintig jaar is er ontzettend veel geïnvesteerd in BelRAI©. Er ligt veel klaar om te integreren in de zorgpraktijk. Dat biedt een enorm potentieel om een betere organisatie en planning van de zorg te realiseren en vervolgens een stuk te koppelen aan het opnemen en openen van bepaalde rechten voor patiënten. Maar de eerste toegevoegde waarde die dit instrument kan creëren, is om de zorgplanning grondig te verbeteren en ons zorgsysteem daarin efficiënt in te zetten.”

In de Vlaamse gehandicaptenzorg en woonzorgcentra zien we dat er meer gefinancierd wordt vanuit federaal budget. Wil het RIZIV dit ook in de toekomst ondersteunen?

“We zijn al een tijdje in debat – ook in de vorige legislatuur – over wat wij de rizivisering van de zorg in de deelstaten noemen. Woonzorgcentra zijn een stuk medisch begeleide omgevingen, waar een bezoek van een huisarts of kinesitherapeut mogelijk is. We hebben geen intentie om die deur te sluiten. Waar we wel aandachtig voor willen zijn in een aantal zorgsettings, zoals de scholengeneeskunde, de zorg voor gehandicapten en ook in de woonzorgcentra, is dat de bestuursniveaus kosten niet naar elkaar doorschuiven. Ik verwacht dat iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt. Het RIZIV vertrekt altijd vanuit het belang van de sociaalverzekerde en de patiënt. De ziekteverzekering heeft schaarse middelen en de uitdagingen die op ons afkomen zijn gigantisch. Als kosten worden doorgeschoven naar het RIZIV, dan vertaalt dat zich naar minder middelen voor andere zaken. Tijdens de pandemie hebben we bewezen dat we in staat zijn om zeer grote hoeveelheden van budgetten op ons te nemen, zoals de vaccinatie- en testingcampagne en de algemene financiering van de crisiszorg. We zijn daar pragmatisch in, maar het federaal niveau is armlastiger dan de deelstaten.”

Er zijn studies geweest over de remgelden in de thuisverpleegkunde, ook door het KCE. Het huidige systeem blijft zeer complex, ondanks de vereenvoudigingen die in de vorige legislatuur werden doorgevoerd. Hoe staat het RIZIV tegenover remgeld in de eerste lijn?

“Het debat daarover moet gevoerd worden binnen het overlegmodel. Ik ben persoonlijk voorstander om remgeld te voorzien voor verpleegkundige zorg in de eerste lijn en dat dan ook te innen. Al mag dit niet te hoog liggen, want we willen de toegankelijkheid van patiënten tot de zorg niet beperken, en al zeker niet in de eerste lijn. Als de patiënt toch een klein bedrag betaalt, erkent hij dat hij deel uitmaakt van een zorgverzekeringssysteem waar iedereen binnen zijn draagkracht een bijdrage aan levert.”

De pilootprojecten voor thuishospitalisatie rond antibioticatherapie en chemotherapie zijn afgerond. Hoe moet volgens het RIZIV de switch naar thuishospitalisatie verlopen?

“Daar komt nu een meer gestructureerd kader voor en dus ook financiering. Ik hoop dat dit helpt om toekomstige debatten op een betere manier aan te pakken, zoals rond negatievedruktherapie. Ondertussen zijn de ziekenhuizen zich aan het transformeren met een kortere ligduur en meer daghospitalisatie. Ze proberen steeds meer zaken niet in het ziekenhuis te behandelen. Dit leidt tot discussies over budgetten en of er eventuele verschuivingen mogelijk zijn. Ziekenhuizen geven aan dat ze ondergefinancierd zijn en het geld dus niet kunnen vrijgeven. Toch is budget nodig als we meer ambulante zorg en thuishospitalisatie op een kwalitatieve manier willen organiseren. Ik denk dat in eerste instantie een meer rationele organisatie van het ziekenhuissysteem en meer transparantie over afdrachten en hun gebruik ervan nodig zijn. In vergelijking met andere OESO-landen besteedt België een groter deel aan ziekenhuiszorg. Als we moeten shiften, dan is het geen shift naar de ziekenhuiszorg, maar naar de eerste lijn, een stuk vanuit de ziekteverzekering, en naar welzijn, een stuk vanuit de deelstaten. Daar moet de focus liggen. We kunnen geen schokken teweeg brengen, maar als de nieuwe budgetten op tafel liggen, moeten deze zaken zeker in de gaten gehouden worden.”


Alle competenties op de werkvloer benutten

2023 is bijna halfweg. Dat betekent dat de internationale dag van de verpleegkundigen op 12 mei er weer aan komt. We blikken even terug op een woelige maar boeiende periode en kijken vooral vooruit naar de niet zo verre toekomst. Kunnen we in aanloop naar de verkiezingen van volgend jaar nog een aantal dingen in beweging krijgen? Komt er eindelijk schot in een oplossing voor het nijpend personeelstekort? Hoe wapenen we ons tegen de zorgmassa die op ons afkomt? Hoe staan we tegenover actuele topics binnen de verpleegkunde? Ellen De Wandeler, algemeen coördinator van NETWERK VERPLEEGKUNDE, leidt ons door haar blikveld.

De verbouwingen aan de kantoren van NETWERK VERPLEEGKUNDE aan het Vergotesquare in Brussel zijn voor een belangrijk deel achter de rug. De beroepsorganisatie maakt bewust de keuze voor een circulair gebouw met een duurzaam karakter. “De renovatie had heel wat voeten in de aarde, maar we zijn fier op het resultaat. Dit draagt bij aan de professionele uitstraling van NETWERK VERPLEEGKUNDE en van verpleegkundigen in het algemeen. We nodigen al onze leden en externe partners van harte uit om gebruik te maken van onze lokalen voor vergaderingen, opleidingen of netwerkmomenten. Dit is jullie thuis”, vertelt Ellen. “Niet enkel met ons gebouw willen we de ecologische voetafdruk van onze organisatie verkleinen, ook voor onze evenementen maken we de denkoefening om minder afval te produceren en minder energie te verbruiken.”

Memorandum

Hoewel de klimaatproblematiek een belangrijke rol speelt, is de hoofdrol nog steeds weggelegd voor het zorgpersoneel. “Ook op dat vlak beweegt er heel wat en dat is goed. In 2024 trekken we naar de stembus, de campagnes komen volop op gang. Met NETWERK VERPLEEGKUNDE gaan we na de zomer aan de slag met een memorandum dat we aan alle politieke partijen bezorgen. Dit maken we op in samenspraak met al onze leden en werkgroepen. In deze politieke adviesnota zullen we onze visie en de speerpunten voor de toekomst van verpleegkunde op een transparante manier toelichten. We hopen dan ook van harte dat onze signalen serieus genomen worden en een prominente plaats op de politieke agenda zullen innemen.”

Gestructureerd zorgteam

Een precair agendapunt blijft het aanwerven en inzetten van voldoende gekwalificeerd zorgpersoneel. “Momenteel horen we volop de terechte schreeuw naar meer personeel, maar nationale en internationale cijfers tonen aan dat dit eigenlijk relatief is”, stelt Ellen. “Het aanwezige, goed opgeleide personeel voert gewoon teveel taken uit die door andere profielen opgenomen kunnen worden.” Door een combinatie van een uitgebreid zorgaanbod en verouderde ongedifferentieerde normering, wordt het aantal beschikbare verpleegkundigen te veel gespreid en onvoldoende ingezet voor de functies en plaatsen waar het echt nodig is. “Dat is echt jammer en het draagt niet bij tot de attractiviteit van verpleegkunde. Bepaalde financieringen en taken zijn wettelijk en exclusief aan verpleegkundigen toegewezen, hierdoor worden verpleegkundigen te vaak ingezet voor enkelvoudige, losstaande verpleegkundige taken en te weinig voor de coördinatie en planning van de verpleegkundige zorg.”

Vanuit NETWERK VERPLEEGKUNDE werd het voorbije jaar hard gewerkt aan een wetsvoorstel over het gestructureerd zorgteam verantwoordelijk voor de coördinatie van de verpleegkundige zorgen. “Dat kan in principe al na de zomer 2023 in voege gaan. Het wetsvoorstel hebben we overgemaakt aan minister Vandenbroucke. Tegelijkertijd verzetten we momenteel hemel en aarde om zoveel mogelijk de neuzen van verschillende stakeholders in dezelfde richting te zetten. Binnen het zorgteam, onder coördinatie van een verpleegkundige, moeten handelingen kunnen worden gedelegeerd aan andere gezondheidzorgberoepen, maar ook niet-gezondheidzorgberoepen. Uiteraard dient de nodige opleiding verzekerd te zijn. Op deze manier behoudt de verpleegkundige het toezicht, dat enkel afhankelijk van de context, fysiek dient te zijn. Zo worden ze ook ontzorgd, maar vooral ook bijgestaan bij de uitvoering van de totale verpleegkundige zorgen. Dat laat ook toe andere collega’s op een veel efficiëntere manier in te zetten.”

Op initiatief van minister Vandenbroucke werd in 2023 een werkgroep samengesteld om concrete voorstellen uit te werken rond een grondige taak- en functiedifferentiatie en randvoorwaarden. Het voorstel van gestructureerd zorgteam verantwoordelijk voor de coördinatie van de verpleegkundige zorgen hebben we ook daar een onderdeel van kunnen laten uitmaken. Deze zomer worden de resultaten verwacht. Het resultaat wordt deze zomer verwacht. “NETWERK VERPLEEGKUNDE werkt constructief mee aan deze gesprekken. We zijn dankbaar dat onze expertise erkend wordt.”

Wachten op goedkeuring

Twee laatste belangrijke items op de agenda zijn het wettelijk verankeren van de bekwame helper en de hervorming van de verpleegkundige HBO5-functie. NETWERK VERPLEEGKUNDE kijkt uit naar de parlementaire goedkeuring van deze wetsvoorstellen tijdens de zomer van 2023, die een waardevolle impact kunnen betekenen in het werkveld. De bekwame helper moet toelaten dat de nabijheid van kwaliteitsvolle zorg gegarandeerd is en dat hierbij aansluitend de personen die de verpleegkundigen handelingen uitvoeren juridisch beschermd zijn. “Met NETWERK VERPLEEGKUNDE ijveren we samen met andere belangrijke partners zoals het Vlaams Welzijnsverbond al tientallen jaren voor deze wetsaanpassing”, zegt Ellen nog. “De voorbije jaren werden FRV- en TCV-adviezen uitgewerkt die nu deels uitgevoerd worden. Tijdens de studiedag gehandicaptenzorg op de Week van de Verpleegkundigen in Oostende komen we hier uitgebreid op terug.”

De nieuwe HBO5-titel, basisverpleegkundigen, werd inmiddels door de bevoegde overheden afgeklopt, samen met de uitwerking van een volwaardig beroepsprofiel en takenpakket op basis van FRV- en TCV-adviezen. “Het is onze opdracht als beroepsorganisatie hier op een positieve manier mee om te gaan en te verzekeren dat deze nieuwe verpleegkundige functie ook in complexe zorgsituaties kan worden ingezet binnen een gestructureerd zorgteam verantwoordelijk voor de coördinatie van de verpleegkundige zorgen. Vandaag lezen we in de communicatie van het kabinet van minister Vandenbroucke dat deze functie voornamelijk voorbehouden zal worden voor minder complexe zorg. De minister stipuleert daarbij specifiek de ouderenzorg, eerstelijnszorg, geestelijke gezondheidzorg, … Daar staan we met NETWERK VERPLEEGKUNDE absoluut niet achter. Meer nog, zulke boodschappen openen de deur naar devalorisatie van de benoemde sectoren. We blijven de stelling verdedigen dat ongeacht de sector of dienst complexe zorg aanwezig kan zijn en dat een grondige taak- en functiedifferentiatie ongeacht de sector of dienst moet worden doorgevoerd. Ik wil benadrukken dat voor afgestudeerde HBO5-verpleegkundigen en zij die de opleiding al gestart zijn, niets verandert”, besluit Ellen. “Hier heeft NETWERK VERPLEEGKUNDE steeds zeer hard voor geijverd. HBO5-verpleegkundigen zullen in de toekomst ook hun verpleegkundige bevoegdheden behouden en op een efficiënte, opbouwende manier kunnen doorgroeien naar andere functies.”

 

Meer informatie over het nieuwe beroepsprofiel voor HBO5 vind je op netwerkverpleegkunde.be.

 

Bedankt aan onze vrijwilligers!

NETWERK VERPLEEGKUNDE is een beroepsorganisatie die groeit en bloeit door de hulp van haar vrijwilligers. Zo’n 450 verpleegkundigen zetten zich gemotiveerd en vrijwillig in voor onze vzw. Het is een netwerk van betrokken en geëngageerde mensen en we verwelkomen graag nieuwe gezichten. Zo waren er dit jaar opnieuw twee keer zoveel kandidaten als plaatsen in onze raad van bestuur. Iedere vrijwilliger in onze organisatie werkt mee aan ons succes en laat zijn positivisme afstralen op ons NETWERK. We zijn ongelooflijk fier en bijzonder dankbaar. Die trots tonen we ook met onze nieuwe naam, waar we veel complimentjes op krijgen. De naamsverandering werd vorig jaar gestemd tijdens de Algemene Vergadering en in de zomer van 2022 doorgevoerd. Zo maken we een duidelijke link naar ons magazine, dat intussen al aan de twintigste editie toe is en twee kaarsjes mag uitblazen.


Projectstaffing: nood aan duidelijke omkadering, begeleiding en meer transparantie

Op 1 januari 2023 ging een besluit van de Vlaamse regering van kracht rond projectstaffing in de zorg. Vlaams minister Hilde Crevits besliste de financiering van projectverpleegkundigen stop te zetten in woon- en dagverzorgingscentra. De financiering voor interimverpleegkunde blijft wel lopen. Zo hoopt de minister de hoge bedragen die voor projectverpleegkundigen gevraagd worden een halt toe te roepen. Wat volgde was een storm aan reacties, tegen de beslissing en tegen het al dan niet inzetten van projectverpleegkundigen. Hr-dienstverlener X-Care in Motion trok zelfs naar de Raad van State. Al wordt vanuit het werkveld vooral gepleit voor een grondig debat, meer transparantie en een duidelijke omkadering en ondersteuning.

Laten we starten bij het begin. Een projectverpleegkundige zet je – zoals de naam het zegt – in op bepaalde projecten binnen een organisatie. Deze verpleegkundige beschikt over een unieke expertise die nodig is om programma’s rond zorg en kwaliteit vorm te geven en uit te rollen. Hij/zij is dus langere tijd aanwezig in de zorginstelling en integreert zich volledig in de werking van het ziekenhuis, woonzorgcentrum, … Interimverpleegkundigen zijn op korte termijn inzetbaar op basis van bepaalde motieven. Afhankelijk van dat motief kunnen ze tot zes maanden of een jaar ingezet worden. Ze garanderen een tijdelijke vervanging van een andere verpleegkundige. Het is een flexibele manier om bijvoorbeeld zwangerschapsverlof, afwezigheden door ziekte of pieken in de opnames op te vangen. Deze twee definities zijn het ideale scenario, want de praktijk toont vaak iets anders. Het is net daar, bij dat onderscheid, dat het schoentje voor heel wat zorginstellingen, zorgverleners en de overheid knelt en dat de vraag om een duidelijk kader zeer luid klinkt. “Het gaat over het oneigenlijke gebruik van projectverpleegkundigen”, zegt Vlaams Zorg- en Welzijnsambassadeur Candice De Windt. “Ze worden niet ingehuurd voor hun specifieke expertise, maar wel ingezet om tekorten op te vangen binnen de reguliere zorg. Dit staat haaks op de continuïteit van zorg en de kwaliteit van zorg waar we met z’n allen naar streven en naar blijven streven.”

Volgens Sam Baro, CEO van hr-dienstverlener PLANET Group, waarvan X-Care in Motion als zorgverlener deel uitmaakt, is deze definitie voor het onderscheid tussen interim- en projectverpleegkunde niet juist en gestoeld op geen enkele wettelijke of juridische basis. “Ineens is iemand zomaar uit het niets een veel te enge interpretatie van een project gaan rondstrooien, en dat is een eigen leven gaan leiden”, zegt hij. “Werken aan programma’s rond zorg en kwaliteit is inderdaad één mogelijk type project, maar de tijdelijke inzet in de reguliere basiszorg – gedefinieerd als een aanneming van een bepaald werk – kan een ander type project zijn. Het tijdelijk tekort dat ontstaat wanneer bijvoorbeeld een verpleegkundige met zwangerschapsverlof gaat, kan perfect worden opgevangen door een tijdelijk project, dat wordt uitgevoerd door een projectverpleegkundige, die dan het tijdelijke gebrek aan kennis op de afdeling opvangt.”

Voordelen, bonussen en flexibiliteit

Waarmee projectverpleegkundigen de voorbije maanden vooral de aandacht trokken was hun goede verloning, de meer flexibele uren en de bedrijfswagen. Daar schuilt dan ook een wezenlijk verschil tussen uitzendarbeid en projectsourcing. Uitzendkrachten moeten minimaal verloond worden volgens dezelfde loonvoorwaarden als een eigen werknemer van de zorginstelling. In het geval van projectsourcing worden de loonvoorwaarden individueel overeengekomen tussen het bureau en de projectmedewerker. “We gaan daar niet flauw over doen: die voordelen zijn opmerkelijk beter dan in de reguliere zorg. Projectsourcingbureaus bepalen hun tarieven zelf, zorginstellingen zijn gebonden aan paritaire comités en barema’s”, zegt Candice De Windt. “Dat creëert een ongelijk speelveld, ook op het vlak van arbeidsvoorwaarden en uurroosters. Zo dienen we ook het besluit om de financiering van projectverpleegkundigen stop te zetten te interpreteren.”

Al dringt een debat zich misschien eerder op. Dat vindt ook Kenny De Cuyper, verpleegkundig diensthoofd zorgzone geriatrie en revalidatie bij GZA ziekenhuizen en voorzitter van de werkgroep ouderenzorg van NETWERK VERPLEEGKUNDE. “Geriatrie is een speerpunt binnen GZA, met zes afdelingen acute geriatrische zorg. Geriatrie vraagt een specifieke kennis en intrinsieke motivatie. Door enerzijds een schaarste op de arbeidsmarkt en anderzijds een hoge concentratie van ouderenzorg in Antwerpen doen wij een beroep op project- en interimverpleegkundigen”, legt Kenny uit. “De vergoedingen en voordelen nemen momenteel de overhand in het debat en op de werkvloer. In ziekenhuizen en woonzorgcentra bestaat het IFIC-systeem. Sommige ziekenhuizen bieden wel maaltijdcheques, fietsleasing of een extra verlofdag aan, maar daar houdt het vaak op. Bij uitzendbureaus voor project- en interimverpleegkundigen wordt gesproken over warrants, flexibel uren kiezen, een eigen auto, soms ook aanmeldingsvergoedingen in de vorm van bonussen of punten waarmee je bijvoorbeeld op citytrip kan gaan, … Het is een business naast de zorg, maar wel actief binnen de zorg. Daar situeert zich een belangrijk onderdeel van het probleem.”

Daar is Sam Baro het niet mee eens. “De dienstverlening van X-Care in Motion situeert zich wel degelijk binnen de zorgsector zelf. Dat staat buiten kijf. We maken deel uit van paritair comité 330 en hanteren net dezelfde IFIC-lonen als de zorgsector. Van hogere lonen is bij ons dus geen sprake. Er is hier bij ons geen enkele projectverpleegkundige die aandelen of warrants krijgt, noch aanmeldingsvergoedingen, noch bonussen of punten om op reis te gaan. Wat onze mensen wel hebben, is een bedrijfswagen in het kader van de verschillende klanten die zij bedienen. Zij moeten dan ook heel wat kilometers afleggen, want zij doen verschillende projecten, vaak ook ver van huis. Dat kan als voordeel beschouwd worden, maar uiteraard betalen zij ter compensatie ook een voordeel in natura voor het gebruik van die wagen, dat afgaat van het nettoloon, net zoals iedereen die een bedrijfswagen heeft.”

Kostprijs

Projectverpleegkundigen zijn vaak duurder, maar ze hebben ervaring, expertise en zijn flexibel inzetbaar. Bovendien brengen ze rust op de afdeling. “Al is die ervaring in de praktijk niet altijd aanwezig. Algemeen merken we wel dat de verpleegkundigen op de afdeling tevreden zijn als de projectverpleegkundige wel over die kwaliteiten beschikt, want ze krijgen concrete  versterking en hun dienst kan open blijven”, zegt Kenny. Ook Jan Vande Moortel, juridisch adviseur van NETWERK VERPLEEGKUNDE en oprichter van Zorg met Zorg, ziet de voordelen in. “Een projectverpleegkundige blijft langer in je zorgorganisatie en leert de dienst beter kennen. Daarnaast is er ook het verschil in kostprijs. Stel dat een verpleegkundige je ruwweg 35 euro bruto kost, maar dat is nog niet hetzelfde als het brutoloon dat de zorgverlener op zijn/haar loonfiche ziet. Dat is veel minder dan een projectverpleegkundige, maar als de reguliere verpleegkundige ziek wordt moet je hem/haar gedurende dertig dagen wel verder betalen. Een interim- of projectverpleegkundige die je bruto ongeveer 52 euro kost, hoef je niet door te betalen. Je betaalt bij de traditionele uitzendbureaus ook niet enkel de verpleegkundige, maar de hele organisatie die erachter zit al dan niet in de vorm van een afzonderlijke te betalen en bijkomende administratiekost.”

Op basis van cijfers van begin 2022 merkt Zorgnet-Icuro dat de kostprijs voor projectstaffing en uitzendarbeid afhankelijk is van hoe sterk onderhandeld wordt. Er zijn uiteenlopende kostprijzen in omgang. Volgens de analyse van Zorgnet-Icuro kost een interimverpleegkundige gemiddeld 52,89 procent meer dan een bachelorverpleegkundige (IFIC14) met 15 jaar anciënniteit die ook weekenden, nachten en avondwachten doet, en een projectverpleegkundige en een projectverpleegkundige 88,12 procent meer.

“Er doen de laatste maanden spookverhalen de ronde, dat de inzet van een projectverpleegkundige op jaarbasis 2 tot 2,2 keer duurder zou zijn dan een verpleegkundige in vaste dienst”, zegt Sam. “Dat is larie en apekool. Elke financiële of hr-directeur met kennis van zaken weet heus wel dat de effectieve kost voor een eigen verpleegkundige 1,68 keer het brutoloon bedraagt. Wanneer je die 1,68 deelt door de coëfficiënt 2,2 kom je aan een bruto marge van 24 procent voor het project- of interimkantoor op jaarbasis. De marge op interimwerk en projectstaffing is bovendien quasi identiek. De cijfers van Zorgnet-Icuro zijn totaal fout. De extra kost bedraagt tussen de 24 procent en 30 procent voor zowel projectstaffing als interim. Eenieder die een ander percentage uitkomt, berekent de daadwerkelijke uurkost voor de effectieve prestaties van zijn eigen medewerkers volledig, maar dan ook volledig, verkeerd. Met deze normale, marktconforme marge betalen we de ziektedagen van de projectverpleegkundigen, de verlofdagen, de opleidingsdagen en opleidingskost, de begeleiding door field coaches, de planning van de inzet in shiften, onze medewerkers op kantoor/backoffice, onze wachtdienst die bereikbaar is tot tien uur ’s avonds, … Na aftrek van deze specifieke kosten blijft er een bescheiden winst over als reserve om de lonen van projectverpleegkundigen voor te financieren, want onze klanten zorgvoorzieningen betalen facturen pas na dertig dagen en vele wanbetalers pas na zestig of negentig dagen. Het loon daarentegen wordt voor het einde van de effectief gepresteerde maand betaald.”

Op de werkvloer

Projectverpleegkundigen worden binnen GZA altijd ingezet voor minstens drie maanden. Daarna wordt gekeken of het structurele tekort zich nog steeds voordoet. Kenny: “We zullen hen altijd verwelkomen met een inwerkperiode zoals bij een vaste collega. Indien de verpleegkundige zich echt thuis voelt, er een vacature is, er wordt voldaan aan de verwachting en er wederzijdse interesse is, dan willen we verder het gesprek aan gaan met het bureau. Om een projectverpleegkundige over te nemen, worden afspraken gemaakt met het uitzendbureau over een overgangsperiode en/of een vergoeding. Er zijn ook uitzendbureaus waarbij de projectverpleegkundige niet zomaar ontslag kan geven en dan vrij kan werken waar hij of zij wil. Ze worden tijdelijk contractueel verboden om bij een cliënt van dat uitzendbureau te gaan werken, na ontslag.”

Bij X-Care in Motion kunnen interimverpleegkundigen na een inzet van tachtig gepresteerde dagen altijd kosteloos bij een cliënt van het uitzendbureau in dienst gaan. Een projectverpleegkundige daarentegen niet. Die staat immers vast op de payroll van het zorgbedrijf. “Deze projectverpleegkundigen willen simpelweg niet afgeworven worden”, zegt Sam. “Zij kiezen voor deze specifieke jobinhoud, flexibiliteit en afwisseling. Het klopt inderdaad dat in de contracten van de projectmedewerkers die vast in dienst zijn bij ons een hoog bedrag vermeld wordt in geval van afwerving. Niet met de verwachting dat we die som willen ontvangen als een soort afwervingsfee. Het bedrag is een soort bescherming of doelgerichte boete, omdat het niet de bedoeling is dat een projectverpleegkundige – in tegenstelling tot een interim – wordt afgeworven door de klant.”

Kenny vertelt dat soms ook pas afgestudeerde of minder ervaren verpleegkundigen via een uitzendbureau worden aangeboden. “Er is bij hen nog een beperkte expertise, nog een ontwikkelingstraject te gaan. Maar de kostprijs is wel dezelfde.” Daarom dringt Kenny aan op ruimte om te praten en te onderhandelen met de uitzendkantoren. “Zo voorzien enkele bureaus field coaches en dat vinden we zeer waardevol. Voor een specifieke afgestudeerde bachelorstudent kwamen we overeen dat zij eerst enkele weken als zorgkundige zou werken en vergoed worden. Zo kreeg ze de tijd en ruimte om bij te leren en te groeien. Ondersteuning van de organisatie en van de verpleegkundige is belangrijk.”

Ethisch kader

En voor die ondersteuning pleiten alle partijen, want ook ethisch spelen enkele belangrijke aspecten mee. Zo gaat Zorg met Zorg van Jan Vande Moortel anders te werk. Zorg met Zorg is een coöperatieve vennootschap waarbij de zorginstellingen en de zorgverleners de coöperanten. Het doel van Zorg met Zorg is de zorginstellingen administratief ontzorgen en de zorgverleners op financieel en voor een deel op familiaal en sociaal vlak ontzorgen. “We rekenen dus geen administratiekosten”, zegt Jan. “De verpleegkundige wordt door de instelling rechtstreeks betaald. We willen als coöperatieve geen winst maken, wel een totale bescherming bieden aan de sector en aan de verpleegkundigen. Elke euro die we winnen, investeren we in verdere kwaliteitsprojecten in de zorg. Zo helpen we vandaag al 140 verpleegkundigen en zorgkundigen in Oost-Vlaanderen alleen.”

Waarom dat nodig is? “Zelfstandige (project)verpleegkundigen zijn ondernemers. Ze weten dat ze  van iedere verdiende euro meer dan de helft opzij moeten zetten voor de belastingen en de sociale zekerheid. De projectverpleegkundigen die uitgestuurd worden door uitzendbureaus hebben meestal als bediende gewerkt en worden nu plots verloond als interimkrachten”, legt Jan uit. “Zij hebben een andere mindset en gaan volledig uit van hun overtuiging om zorg te dragen voor mensen. Ze verdienen dus meer, maar er moet slechts 11,11 procent van hun loon worden ingehouden. Wanneer de belastingbrief in de bus landt, duiken onaangename verrassingen op. Jonge mensen met schulden tot 30.000 euro zijn slechts enkele van de schrijnende verhalen die we horen. Met Zorg met Zorg ondersteunen we hen door een afbetalingsplan, onderhandeld met de FOD Financiën, op te stellen. Het stopzetten van de financiering voor projectverpleegkundigen kan je volgens mij dus ook zien vanuit een beschermende overheid.”

Oorzaak van tekorten

Lossen projectverpleegkundigen de tekorten in de zorg op of zijn ze mee de oorzaak? Een pasklaar antwoord op die vraag bestaat niet. Misschien is er wel een dringende nood om het IFIC-systeem aan te passen of om de verloning te verhogen of flexibiliseren voor verpleegkundigen in loondienst. Als je als verpleegkundige gespecialiseerd bent in een bepaalde zorg, waarom zou je dan ook niet vrij mogen onderhandelen over je verloning? Dat doen tandartsen, huisartsen en kinesitherapeuten intussen al door ruim te deconventioneren. Het is een denkpiste die de deur naar deconventionalisering van verpleegkunde op een kier zet.

Voor Sam Baro is het duidelijk: “Wij zijn volledig akkoord dat projectstaffing nooit – en interimwerk trouwens evenmin – mag gezien worden als een oplossing voor het structureel tekort in de zorgsector dat nu al jaren bestaat. Projectstaffing dient om specifieke, tijdelijke tekorten en noden flexibel in te vullen, en mag dus uiteraard niet structureel de bovenhand nemen. Daar is de dienstverlening niet voor. Projectstaffing is niet de oorzaak van de tekorten aan zorgpersoneel. We hebben het hier over amper 600 bedienden projectverpleegkundigen in loondienst, op een totaal van 140.000 verpleegkundigen in België. Hier kan toch bezwaarlijk gesteld worden dat deze mensen zorgen voor de ontwrichting van de zorgsector? Meer nog. Het gros van deze groep zou wegstromen uit de zorg, als zij niet konden kiezen voor een job als projectverpleegkundige, of sommigen zouden zelfs nooit in de zorg instromen. Ze zijn dus helemaal niet de oorzaak, maar ook niet een structurele oplossing voor het tekort aan zorgpersoneel. Ik geloof net zoals de minister en de beleidsmakers sterk in de kracht van een vast team rond een zorgvrager om de continuïteit van de zorg te garanderen. Als aanvulling kunnen projectverpleegkundigen een unieke meerwaarde bieden door de tijdelijke tekorten in deze vaste teams op te vangen met specialisten die voor een iets langere periode kunnen worden ingezet dan een interim. Het structurele tekort aan zorgpersoneel bestaat al twintig jaar en vraagt andere technieken en oplossingen om dit aan te pakken: een betere taakverdeling, een aanpassing van de financiering, … Het betoog tot schrapping van deze nuttige dienstverlening op basis van een paar geïsoleerde opgesmukte cowboyverhalen vergroot enkel en alleen maar de tekorten.”

Meerwaarde mits duidelijk kader

Toch zijn er in het debat rond de inzet van project- en interimverpleegkundigen enkele aandachtspunten die telkens opnieuw naar boven komen. “Ik ben helemaal niet voor of tegen organisaties die project- of interimverpleegkundigen uitzenden of inzetten. Meer nog: ik vind het een mooie kans voor deze verpleegkundigen om te proeven van alle verschillende sectoren en zorgdomeinen. Maar ik pleit er wel voor om hen in te zetten zoals het hoort en waarvoor ze nodig zijn. Projectverpleegkundigen werken projecten uit en zijn er niet om elke dag twintig mensen te verzorgen”, zegt Candice De Windt. “In mijn ideale scenario maak je zoveel mogelijk gebruik van mensen in vaste loondienst. Al moet een mix zeker kunnen, binnen een duidelijk continuïteits- en kwaliteitskader. Als verpleegkundige maak je het verschil door verbinding aan te gaan met zorgvragers, door herkenbaar en aanspreekbaar te zijn. Die continuïteit is er dus ook voor de verpleegkundigen zelf. Is project- en interimwerk wel houdbaar op lange termijn voor die persoon? Verloning is slechts een klein onderdeel van jobtevredenheid. Je moet je telkens opnieuw inwerken. Dat vergt hoge eisen en een extreme flexibiliteit. Je proeft ook niet van de cultuur van een zorginstelling tijdens die enkele uren per week. Autonomie en betrokkenheid ontwikkel je enkel als je ergens langer bent. Het brandt in de zorg- en welzijnssector en het speelveld moet gelijk getrokken worden. Met normen en voorwaarden in een duidelijk kader, waar de zorginstellingen zelf aan meewerken.”

Ideaal scenario?

Die bewuste omgang met de inzet van project- en interimverpleegkundigen is ook waar Kenny De Cuyper voor pleit. “Stel je als bedrijf en organisatie open voor een waardige field coaching, praat over de kost en opleiding wanneer het bijvoorbeeld gaat om enthousiaste (pas afgestudeerde) verpleegkundigen met nog weinig relevante ervaring en wees transparant in de voorwaarden en contracten. Afkoopsommen waarbij verpleegkundigen nog twee jaar in dienst blijven van het bureau, die gaan regelrecht in tegen de flexibilisering van de zorg. Tot slot ben ik van mening dat ook de loonkost evenredig gemaakt moet worden aan die van een verpleegkundige in de zorgorganisatie”, zegt Kenny.

Voor Jan Vande Moortel schuilt de oplossing ergens anders, namelijk in de keuze om flexibel te kunnen werken. “Zorg met Zorg is een beweging afgestemd op de maatschappelijke noden van vandaag waarin werk en privé beter op elkaar afgestemd zijn. Ons huidige systeem laat daarin niet veel flexibiliteit toe, daarom zijn project- en interimverpleegkunde zo aantrekkelijk. In mijn ideale scenario wordt de sociale wetgeving aangepast naar de flexibiliteit waar mensen naar hunkeren. Ik hoop zelfs dat Zorg met Zorg binnen tien jaar niet meer hoeft te bestaan. Dan is iedereen in feite tewerkgesteld door een instelling zelf, zonder tussenkomst van een derde partij.”

Candice De Windt

Sam Baro

Kenny De Cuyper

Jan Vande Moortel

Procedure voor de Raad van State X-Care in Motion

Vlaams minister Hilde Crevits zette de financiering van projectverpleegkundigen in woonzorgcentra en dagverzorgingscentra stop. Daarop trok hr-dienstverlener X-Care in Motion naar de Raad van State met een vernietigingsprocedure en startte het tegelijkertijd een procedure in de burgerlijke rechtbank. In een persbericht spreekt X-Care in Motion van een ongrondwettelijke beslissing die ze ongedaan willen maken. CEO Sam Baro licht toe: “Wij hebben nooit de intentie gehad om de overheid voor de rechter te slepen. Integendeel. Ik ben voorstander van het juiste debat en wil in samenspraak de puntjes op de i zetten. Wij pogen al meer dan  negen maanden om het kabinet en koepelorganisaties te overtuigen dat hun vooroordelen gebaseerd zijn op een aantal geïsoleerde cases en wilde cowboyverhalen. Wij pleiten bij hen al maanden voor een ethisch charter rond de inzet van projectverpleegkundigen. Maar er wordt niet naar ons geluisterd en geïsoleerde incidenten worden aangegrepen om een negatieve framing te creëren. Wij zien ons nu genoodzaakt om het debat op gang te trekken door een procedure in te leiden. Als interimverpleegkundigen en freelancers gefinancierd worden, dan is het discriminerend om de financiering voor projectverpleegkundigen af te schaffen. De financiering is een instrument om  specifieke zorg aan patiënten en bewoners te financieren. En die financiering wordt nu gebruikt en stopgezet om bepaalde handen die noodzakelijke zorg – in de juiste context – leveren, uit te sluiten. Wij reiken graag nog steeds de hand uit om het debat verder te voeren, gebaseerd op juiste feiten, en dus niet op leugens of foute premisses.”

Standpunt Zorgnet-Icuro

Zorgnet-Icuro vroeg op zijn beurt een verbod op de groeiend oneigenlijk gebruik  van projectverpleegkundigen. “Bedrijven maken gebruik van de schaarste aan zorgprofielen om een winstgevende business op te zetten. Op de werkvloer ontstaan er ongelijke loons- en arbeidsvoorwaarden. Patiënten en bewoners dreigen de dupe te worden”, klinkt het[1]. “Daarom vragen we om projectstaffing aan te bieden waarvoor het bedoeld is, namelijk projectwerk. Niet om reguliere zorg binnen een afdeling over te nemen. Dat heeft namelijk belangrijke gevolgen. De projectstaff moet autonoom het project kunnen uitvoeren, zonder specifieke en individuele instructies van artsen, leidinggevenden, … van de zorginstelling waar ze werken. In de reguliere zorg is dat niet altijd mogelijk. Zorgen voor iemand doe je als een multidisciplinair team, aangestuurd door leidinggevenden. Daarnaast willen we een gelijk speelveld inzake loon- en arbeidsvoorwaarden voor mensen die in de zorg werken. Ten derde moet er een gezonde rem komen op de meerwinsten van de interim- en projectsourcingkantoren met als doel de zorg voor iedereen betaalbaar te houden. Tot slot vragen we een afwervingsbeding met redelijke, duidelijke en proportionele afwervingsbedragen en termijnen. Een afwervingsbeding dat bovendien wederkerig is. Vandaag betalen zorginstellingen die hoge bedragen (tot 25.000 euro) aan de kantoren, maar kantoren die verpleegkundigen afwerven bij zorginstellingen betalen geen enkele vergoeding.”

[1] www.zorgneticuro.be/nieuws/projectstaffing-als-businessmodel-ontwricht-de-zorgsector, geraadpleegd op 28 februari 2023.

Foute berekening vraagt rechtzetting

X-Care in Motion, recent nog vierde in de verkiezing Great Place To Work Belgium van Vlerick Business School, betreurt de vele misverstanden die de voorbije maanden over projectstaffing en interimwerk ontstaan zijn. “De cijfers die de ronde doen zijn totaal maar dan ook totaal onjuist”, benadrukt Sam Baro, CEO van hr-dienstverlener PLANET Group, waarvan X-Care in Motion als zorgverlener deel uitmaakt. “Superhoge afwervingssommen worden in praktijk voor interimwerk totaal niet toegepast. En wat projectmedewerkers betreft: die willen niet en horen niet te worden afgeworven. Die staan op de payroll van onze eigen zorgonderneming. Een contractueel beding met een afwervingssom moet gezien worden als een soort boete waarvan je wil vermijden dat je die moet betalen. Het enige doel is een mogelijke afwerving van een vaste medewerker van het projectstafbedrijf te vermijden, niet om een som van, bijvoorbeeld, 25.000 euro te kunnen aanrekenen.”

Ook de berekening dat interim- en projectverpleegkundigen 50 tot 80 procent duurder zouden zijn, klopt volgens Sam Baro hoegenaamd niet. “De meerkost voor de zorgvoorziening is slechts tussen de 24 en 30 procent. Dit ligt mijlenver van de cijfers die Zorgnet-Icuro iedereen wil laten geloven. De kost van een verpleegkundige is geen jaarkost die je zomaar deelt door het maximaal aantal weekdagen of werkuren per jaar of per maand. De formule is complexer. Er zijn gemiddeld tot vijftig dagen per jaar waarop medewerkers niet presteren. Verlofdagen, opname overuren, feestdagen, ziektedagen, opleidingen, … Al die dagen en/of uren moet je aftrekken van het totaal aantal effectieve gepresteerde en ongepresteerde weekdagen in een jaar. Als je dan de jaarkost deelt door het correcte gemiddelde aantal prestatiedagen of -uren, dan kom je uit op een meerkost voor zowel interimwerk als projectwerk van slechts 24 tot 30 procent. Wie anders beweert, rekent bewust of onbewust totaal fout.”

Nochtans stak X-Care in Motion heel wat tijd en energie in het uitleggen van deze berekening. “We hebben het met handen en voeten aan de koepelorganisaties al uitgelegd dat hun berekening fout is. Ook aan Zorgnet-Icuro en aan het kabinet van de Vlaams minister van Welzijn. Onbegrijpelijk dat ze dit naast zich blijven neerleggen en foute informatie de wereld blijven insturen. Aangezien ze via ons wel degelijk over de juiste informatie beschikken, kan ik alleen maar concluderen dat ze doelbewust niet willen luisteren. Zo zet je de eigen leden, namelijk de zorgvoorzieningen, en de minister van Welzijn inclusief, helemaal op het verkeerde been. Deze desinformatie is sterk polariserend en dus heel destructief voor de zorgsector. Niet moeilijk om op die manier met valse premisses een onterechte tweestrijd te creëren. En dat kan tellen vind ik, in een sector die al zwaar onder druk staat door het hoge werktempo en arbeidskrapte. Ik nodig minister Crevits dan ook graag persoonlijk uit om tijd te maken voor dialoog. Zo kunnen we de foute cijferanalyse van haar adviseurs in detail bespreken.”