Is er een verband tussen overbelasting, opleidingsniveau en de kwaliteit van de zorg?

Dr. Yannis Léon Bakhouche is huisarts en schrijft regelmatig opiniestukken en columns voor magazines in de gezondheidszorg. Voor Netwerk Verpleegkunde geeft hij zijn visie op het verpleegkundig beroep.

De vraag om verpleegkunde te erkennen als zwaar beroep neemt toe. Dat leunt op vier criteria: de werkomstandigheden, de organisatie van werk, de veiligheidsrisico’s en de emotionele en mentale belasting. We zouden allemaal voorstander moeten zijn van de zware aspecten die bij de job van verpleegkundigen en zorgkundigen komen kijken, zowel in de publieke als in de privésector. Hierdoor kunnen verpleegkundigen ofwel met vervroegd pensioen gaan, ofwel blijven werken en een verhoogd pensioen ontvangen.

Overbelasting door het werk blijkt namelijk een verband te houden met burn-out. Ook het niveau van opleiding speelt mee. Kunnen de recente en voorgestelde hervormingen dan bijdragen om de werkomstandigheden te verbeteren en het risico op burn-out te verminderen? Volgens studies is burn-out sterk verbonden met de werkdruk. Er is de laatste jaren veel onderzoek naar gedaan, vooral op medisch en verpleegkundig gebied. Verpleegkundigen hebben dan ook te maken met onder meer specifieke roosterbeperkingen zoals onregelmatige uren, nacht- en weekenddiensten, vroege ochtenden, late avonden, … Dit beïnvloedt hun persoonlijke leven vaak op een negatieve manier. Die arbeidstijdproblemen worden nog verergerd in combinatie met fysieke, mentale en psychologische overbelasting.

Daarom stip ik burn-out aan, omdat het een rol speelt in hoe we verpleegkundigen aan het werk kunnen houden. Net zoals we verpleegkundigen kunnen motiveren door de taakverdeling te herzien. Administratieve taken en het opnemen van vitale parameters kunnen ook door andere zorgberoepen gebeuren, zodat verpleegkundigen zich kunnen concentreren op de organisatie en kwaliteit van zorg, net zoals op de meer complexe handelingen.

Want ook de vergrijzing stelt de zorg voor grote uitdagingen. Volgens het Federaal Kenniscentrum van de Gezondheidszorg zal het aantal Belgen ouder dan 65 jaar in 2025 stijgen tot 21 procent van de bevolking en tegen 2050 tot 26 procent. Het percentage 85-plussers gaat nog sterker omhoog. Dat heeft onbetwistbaar een impact op de zorg en verpleegkundigen moeten zich aanpassen aan deze nieuwe realiteit. Daarom geloof ik sterk in de samenwerking tussen huisartsen en verpleegkundigen in de eerste lijn, ook in de vorm van de praktijkassistent en verpleegkundige consultaties. Huisartsen zullen de coördinatoren van chronische zorg worden, waarbij verpleegkundigen in de eerste lijn een nog prominentere rol zullen spelen in het uitvoeren van deze zorgen.

Toch is de gezondheidszorg in ons land te gefragmenteerd en gericht op het genezen van acute problemen waarvoor zorg in een ziekenhuis nodig is. Chronische zorg vraagt een andere aanpak, in lijn met de behoeften van de patiënt. De rol en de kennis van de verpleegkundige is daarin essentieel, om de patiënt en zijn familie bij te staan, te ondersteunen, te motiveren en op te leiden.

Is het geen idee om een nationaal college van verpleegkundigen op te richten? Een plek waar alle ontwikkelingen op het vlak van kwaliteit, deontologie en ethiek van de verpleegkundige zorg opgenomen worden. Zo kunnen we samen de waarden en eisen van de sector behartigen.


Nood aan actieplan dat de zorg verbindt

Dr. Yannis Léon Bakhouche is huisarts en schrijft regelmatig opiniestukken en columns voor magazines in de gezondheidszorg. Voor Netwerk Verpleegkunde geeft hij zijn visie op het verpleegkundig beroep.

De Belgische gezondheidszorg staat voor grote uitdagingen, en het beroep van verpleegkundige is geen uitzondering. Er zijn enkele cruciale kwesties rond de evolutie van het beroep, zoals de personeelstekorten, arbeidsomstandigheden, de erkenning van zwaar werk en voorstellen om het beroep te hervormen en nieuw leven in te blazen. Wat zijn de uitdagingen voor de toekomst en lijdt het beroep echt onder een gebrek aan aantrekkingskracht? Spelen managementnormen en de toenemende specialisatie van vaardigheden een rol in het tekort aan verpleegkundigen?

Voor mij schuilt de grootste uitdaging voor de verpleegkundige van de toekomst om zich te herscholen en te richten op optimale patiëntenzorg. Daarvoor moeten ze hun plaats duidelijk opnemen in de organisatie van zorg. Het beroep lijdt historisch gezien onder een verdeeld opleidingssysteem met een gebrek aan erkenning van de initiële verpleegkundige taken. De nood om die taken te verduidelijken ten opzichte van andere zorgverleners en de verschillende verpleegkundige profielen werd beantwoord door de laatste hervorming van de wet. Toch was ik liever vertrokken vanuit een geharmoniseerde opleiding voordat elk profiel gedetailleerd en gespecifieerd werd. Want om de zorgkwaliteit in ons land te organiseren, moeten we de verpleegkundige middelen in ziekenhuizen herschikken, de opleidingen versterken en een systematisch informatiebeleid invoeren.

Zijn opleidingen de sleutel tot de toekomst van het beroep? Absoluut. Zeker wanneer een regelmatige actualisering, versterking van de inhoud en een verdieping van het niveau en de begeleiding tijdens stages plaatsvindt. Zo leiden we verpleegkundigen op die kunnen omgaan met de toekomstige uitdagingen in de zorg. Daarnaast moet ook het statuut van verpleegkundigen verbeterd worden. We moeten hen toekomstperspectieven bieden. Ik pleit voor aanvullende specialisaties van een voldoende hoog niveau, zoals een klinische master in elke discipline. De gespecialiseerde verpleegkundige is zo een cruciale schakel in elk patiëntentraject.

Toch moeten we verder kijken, want het personeelstekort in de zorg heeft tastbare gevolgen. Wat kunnen we doen om het tij te keren en nieuwe mensen aan te trekken? Wat zijn de gevolgen van de concrete voorstellen om de sector aantrekkelijker te maken en in te zetten op retentie? De werkdruk neemt toe en ook administratieve en logistieke taken worden bij het zorgpersoneel neergelegd. Dit ontmoedigt en creëert een negatieve spiraal waardoor zorgverleners ermee stoppen.

We moeten verpleegkunde opnieuw zin geven, verpleegkundigen ondersteunen en hun belonen voor het werk. Daarvoor is een actieplan nodig. Niet enkel voor verpleegkunde, maar voor de hele sector. Een plan dat zorg en zorgverleners verbindt en dat gekoppeld wordt aan campagnes die de zorgopleidingen promoten, dat de banden aanhaalt tussen scholen, dat stagiairs en mentoren ondersteunt. Maar ook een plan dat het evenwicht tussen werk en privé integreert in hoe we vandaag naar de organisatie van werk in het algemeen kijken. Pas de sociale wetgeving en cao’s aan zodat verpleegkundigen hun dagen kunnen invullen op basis van hun behoeften en levensfasen. Alleen zo creëren we een aangename werkomgeving waarin alle zorgactoren gehoord en gezien worden.


Studenten van vandaag zijn de collega’s van morgen

Robbe Van Leemput studeerde in juni 2023 af als bachelor in de verpleegkunde. Daarna startte hij de master Management en Beleid van de Gezondheidszorg aan de UGent. Hij is bestuurder bij de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS).

Van tijd tot tijd reis ik wel eens naar Brussel met de trein om te overleggen met beleidsmakers, werkgeversorganisaties, directeurs, onderwijspersoneel, … over onder meer de inzet en kansen van studenten tijdens een stage in de zorgsector. Kwalitatieve stagebegeleiding is namelijk van onschatbare waarde voor het succes van iedere student, vooral voor eerstejaarsstudenten die een eerste praktijkervaring opdoen. Het is helaas een groeiend fenomeen dat een negatieve stage-ervaring studenten ontmoedigt en hen zelfs tot vroegtijdig afhaken leidt. Dit vormt niet alleen een verlies voor de student, maar ook voor de bredere zorgsector.

 

Studenten enkel motiveren om te kiezen voor een zorgopleiding of voor een job in de zorg is spijtig genoeg niet meer voldoende. Het is cruciaal om aandacht te besteden aan het behoud van deze studenten in de sector. De studenten die nu op de schoolbanken zitten en stage lopen, zijn de bouwstenen voor de toekomst van onze gezondheidszorg.

 

In april 2023 doken in de media verontrustende signalen en getuigenissen op van studenten waarbij sprake was van misbruik en uitbuiting tijdens stages. Zo zouden twee eerstejaarsstudenten alleen zijn achtergelaten op een afdeling, zonder stagementor en met de verantwoordelijkheid voor maar liefst dertig bewoners. Ook getuigden studenten dat ze geen degelijke leerkansen kregen en werden opgezadeld met allerlei ‘rotklusjes’.

 

Vlaanderen ondernam onmiddellijk actie. Onder leiding van Candice De Windt, Vlaams Zorg- en Welzijnsambassadeur, is een werkgroep opgericht met alle partners binnen zorg en welzijn. Deze werkgroep waarborgt een kwaliteitsvolle stagebegeleiding en creëert effectieve mechanismen voor studenten om negatieve stage-ervaringen te melden. Als studentenkoepel werden we uitgenodigd om deel te nemen aan deze overlegmomenten en om onze inzichten te delen. Tijdens deze vergaderingen merk je de meerwaarde van personen die in de dagelijkse realiteit staan en concrete voorbeelden aanbrengen. Dat neemt de (terechte) twijfels bij beleidsmakers en werkgeversorganisaties weg.

 

Zo ontstaat wel eens de misvatting dat alles binnen een onderwijs- of zorginstelling goed verloopt, simpelweg omdat 95 procent van de studenten aangeeft tevreden te zijn over hun stage. Wanneer ik zo’n bewering hoor, roept dat altijd vragen bij me op. Hoeveel studenten hebben daadwerkelijk de bevraging ingevuld? Is er voldoende tijd geweest om de vragen zorgvuldig te beantwoorden? Werd er rekening gehouden met mogelijke drempelangst om situaties te melden? Weten studenten nog wat als problematisch en wat als normaal wordt ervaren tijdens stages? Vaak is het antwoord op deze vragen neen en spoort dat betrokkenen aan tot dieper nadenken.

 

Tot slot, wie heeft na een intensieve stageperiode nog de energie om negatieve stage-ervaringen op te schrijven en opnieuw geconfronteerd te worden met de gebeurtenissen tijdens de stage? Ikzelf had in elk geval die tijd en energie niet meer. Hoewel het misschien pessimistisch klinkt, is het belangrijk om niet alleen de goede praktijken te benadrukken. Te vaak wordt gedacht dat het probleem zich slechts bij enkelingen voordoet. Daarom daag ik je graag uit om eens een rondvraag te doen bij studenten die momenteel een stage volgen in de zorg. Luister na de eindevaluatie even naar hun ervaringen. Want elke student die wordt geconfronteerd met negatieve stage-ervaringen kan een verlies betekenen voor de gezondheidszorg. Hoe gaan we dan het personeelstekort oplossen?

 

Bij de Vlaamse Vereniging van Studenten hechten we grote waarde aan kwaliteitsvolle stages en stagebegeleidingen. Om die reden brachten we in het najaar van 2023 een standpunt uit over stages in de zorgsector. Deze 32 voorstellen raadpleeg je via vvs.ac/onze-standpunten.


Studenten aan de basis van verandering

Robbe Van Leemput studeerde in juni 2023 af als bachelor in de verpleegkunde. Daarna startte hij de master Management en Beleid van de Gezondheidszorg aan de UGent. Hij is bestuurder bij de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS).

 

“Robbe, wat doe jij eigenlijk in je vrije tijd?” Die vraag wordt me regelmatig gesteld, maar ze is niet altijd zo eenvoudig te beantwoorden. Want eerlijk gezegd, stel ik ze mezelf ook wel eens. Waar ben ik nu weer mee bezig? Zeker wanneer ik zie waar mijn leeftijdsgenoten mee bezig zijn. Dan realiseer ik me dat mijn leven toch wel een tikkeltje anders verloopt. Terwijl zij uitgaan of een shift draaien in het ziekenhuis, zit ik bijvoorbeeld in Brussel te overleggen met beleidsmakers, werkgeversorganisaties, directeurs, onderwijspersoneel, … over onder meer de inzet en kansen van studenten tijdens een stage in de zorgsector.

 

Vaak verklaren mensen me voor gek wanneer ze ontdekken waar ik me in mijn vrije tijd mee bezighoud, zeker gezien mijn studies en stageverplichtingen tot vorig jaar. Gelukkig kon ik altijd rekenen op veel begrip en waardering, zowel van docenten en stagementoren als van medestudenten.

 

Een andere vraag die onvermijdelijk volgt, is waarom ik het doe. Ik heb ze lang niet goed kunnen beantwoorden, omdat ik dacht dat opkomen voor de belangen van medestudenten simpelweg een passie was. Maar naarmate ik ouder word, kom ik tot de conclusie dat er een sterk rechtvaardigheidsgevoel in mij schuilt. Wanneer ik geconfronteerd word met onrecht en oneerlijkheid, voel ik niet alleen teleurstelling, maar ook sterke empathie voor wie getroffen wordt. Een mix van emoties zijn mijn drijfveer om in actie te komen, om te streven naar een meer rechtvaardige wereld.

 

Neem bijvoorbeeld de beloofde onkostenvergoeding voor vierdejaarsstudenten verpleegkunde. We werden keer op keer verteld dat deze vergoeding er zou komen door de zware stagebelasting en onkosten die we maken in het vierde jaar. Na zes maanden intensief meewerken als volwaardige collega, kwam vanuit het kabinet het bericht dat er nog veel onzekerheid was over het toekennen van die vergoeding. Het gevoel van onrechtvaardigheid groeide en teleurstelling vermengde zich met boosheid. Als student voelde ik me op dat moment verre van gewaardeerd. Net zoals mijn medestudenten. Wat mogen we dan verwachten wanneer we straks als professionals in het werkveld staan?

 

Nadien krijg je te horen dat het hele probleem zich afspeelt op federaal niveau, met het zogenaamde VIO-statuut (Verpleegkundige in Opleiding). Studenten mogen niet de dupe worden van politici die elkaar met de vinger wijzen in ons Belgische systeem. Op die manier verliezen jongeren hun geloof in de politiek en komt de zorgsector opnieuw in een slecht daglicht te staan. Iets wat we net zoveel mogelijk willen vermijden.

 

Met VVS besloten we al snel een open brief op te stellen, ondertekend door honderden afgestudeerde bachelorstudenten verpleegkunde. De respons was overweldigend. Meer dan 600 studenten, de Algemene Unie van Verpleegkundigen van België en de Vlaamse Hogescholenraad steunden onze oproep. Enkele weken later kregen we het goede nieuws: de langverwachte onkostenvergoeding zou dan toch worden uitgekeerd, in afwachting van een structurele oplossing op federaal niveau. Dit bewijst nog maar eens dat de impact van studentenvertegenwoordiging niet onderschat mag worden. Studenten kunnen daadwerkelijk het beleid beïnvloeden en echte verandering teweegbrengen.

 

Deze ervaringen stimuleren mijn drijfveer om me te blijven inzetten voor de toekomst van de gezondheidszorg, in de hoop dat we samen kunnen streven naar positieve veranderingen. De jongeren van vandaag geven de toekomst van morgen vorm. Zij geven ons hoop.


De pijn van onzichtbare familiepatronen

Een ouder hoort te zorgen voor het algemeen welzijn van hun kind. Naarmate de tijd verstrijkt wordt dit kind – dat opgroeide tot volwassene – verondersteld om te gaan zorgen voor de ouder. We vergeten daarbij vaak dat heel wat ouder-kind relaties getroebleerd zijn en die volwassene, kind is van een emotioneel onbeschikbare ouder. Men heeft een chronische pijn, een diepe wonde geërfd. Eén die generaties lang, vaak onbewust in het familiesysteem wordt doorgegeven. Het is een trauma dat zorgt voor heel wat hartzeer en die men een heel leven blijft meedragen. Men kan zich van deze kwetsuur bewust worden, ermee leren omgaan, het dragen en verder leven, hopend dat men uit die innerlijke pijn ook kracht kan halen. Als hulpverlener kan je in het verhaal van dergelijke families een ontzettend belangrijke en ondersteunende rol spelen.

Hugo ruilde ons land jaren geleden in voor een exotisch oord waar hij aan de slag ging in het nachtleven. Ondertussen is hij gehuwd en heeft hij een vijfjarig zoontje. Al een zestal maanden voelt hij zich zwaar vermoeid en heeft hij veralgemeende pijnklachten. Hij besluit voor een medische check-up alleen terug te reizen naar België. Het verdict is onverbiddelijk: niertumor met uitzaaiingen naar beide longen en verschillende botten. De tumor blijkt zeer agressief en aangezien de kanker zich heeft verspreid in zijn lichaam is de prognose niet goed. Een korte chemokuur en het blijven aanpassen van zijn pijnbeleid is wat we hem nog kunnen bieden.

Hugo blijkt geen aimabele man te zijn. Zelfs na talrijke ontmoetingen en bizarre gesprekken – waarin hij beschikt over het talent om overal een draai aan te geven waardoor de ander onredelijk of dom lijkt – bespeur ik geen greintje sympathie en emotie bij deze man. Zijn gebrek aan zelfvertrouwen compenseert hij met arrogantie en een gevoel van superioriteit en al blijft hij dit ontkennen, hij heeft een opiaten en softdrugs verslaving. Diep vanbinnen zie ik in zijn kille en lege blik, een klein en angstig jongetje dat nooit liefde heeft gekend. Telkens wanneer hij het ziekenhuis verlaat na alweer een korte opname en terugkeert naar zijn hotelkamer, weet ik dat hij mijn advies om zijn echtgenote te contacteren en op de hoogte te brengen van zijn toestand, in de wind zal slaan. Ik kan niet anders dan zijn wens respecteren.

We zijn nu twee maanden later, vrijdagochtend 08u05 en mijn telefoon rinkelt. De verpleegkundige spreekt gejaagd: ‘Of ik onmiddellijk kan langskomen want met meneer gaat het echt niet goed.’ ‘Meneer’ blijkt Hugo te zijn die de voorbije nacht werd opgenomen.

Hugo ligt op bed. Op zijn voorhoofd hangen parelende zweetdruppels, zijn gelaat is scherp en grauw van kleur, hij ademt snel en trekkend, dit met het maximum aan zuurstoftoediening. Ik zie nog een schim van de man die ik ken. Naast hem blijkt zijn ex-partner te zitten. Ze huilt en haar hand ligt op de zijne. Nooit heeft hij haar vernoemd in één van onze gesprekken. Een kans om ‘Dag Hugo te zeggen’ geeft hij mij niet. Hij eist met zwakke stem: ‘Lien ik wil geen pijn meer.’ ‘Ik wil dat je mij genoeg Morfine geeft in mijn infuus.’ Ondertussen is ook de behandelende arts aangekomen. We vertellen Hugo dat de kans bestaat dat ten gevolge van zuurstoftekort, zijn slechte algemene toestand en het opdrijven van het comfortbeleid, hij kan komen te slapen. Hugo knikt en fluistert: ‘Hoe sneller hoe beter’. Hij benoemt op dit moment zijn dochter nog te willen zien. Alweer een onbekende verrassing. Zijn dochter in België blijkt een twintiger te zijn en sinds jaren is er geen contact meer. Zijn ex-partner zegt al huilend: ‘Onze dochter wil gewoon geen afscheid nemen van haar eigen vader’.

Ik besluit in overleg met de moeder om hun dochter op te bellen. De beltoon gaat verschillende keren over tot er toch een ‘hallo’ komt. Een hijgende stem spreekt mij toe, ze is al fietsend op weg naar school. Ze verteld mij dat haar vader alle contact heeft verbroken sinds hij naar het buitenland vertrok. Ze was toen acht jaar. Voor haar is hij een haast onbekende man die er nooit voor haar geweest is. Ze huilt onophoudelijk en ik hoor de pijn in haar stem. Ik vertel haar dat ze geen afscheid ‘moet’ komen nemen maar als ze het enigszins overweegt, ze dit niet hoeft te doen voor haar vader maar voor zichzelf. ‘Ons team staat hier klaar voor jou, je hoeft dit niet alleen te doen. Jij kiest hoe je afscheid wil nemen, alleen jij, niet hij.’

Een dik half uur later komt een knappe jongedame voorzichtig de ziekenhuisgang ingestapt. ‘Verder dan de deur kom ik niet zegt ze.’ We bevestigen haar dat dit meer dan oké is. Haar handen trillen wanneer we naar zijn kamer wandelen. Ik open de deur en maak Hugo wakker. ‘Ze is er’. Ze staat aan de deur en kijkt haar vader aan. Hij steekt zijn hand op en wuift naar haar. De tranen die er bij hem niet zijn vloeien des te meer bij haar. Hugo sluit zijn ogen en zinkt weg in een laatste diepe slaap.

Deze jonge twintiger heeft haar eigen pijn getrotseerd en afscheid genomen van een man met wie ze nooit een liefdevolle connectie had. Het besef dat ze begonnen is aan het verbreken van een pijnlijk en jarenlang patroon in haar familie is begonnen. Afscheid nemen – hoe gecompliceerd de relatie tussen mensen ook is – dat doe je maar een keer. Het is belangrijk om mensen hierin zelf een keuze te laten want vaak loopt het tijdens het daarop volgende rouwproces vast: het niet hebben kunnen afscheid nemen.

N.B. De naam van de patiënt is fictief.


Samen het goede doen

Jan Crikemans en Geert Froyen zijn beide lid van WEPE, werkgroep ethiek van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Ze delen waarom het voor iedere zorgverlener zo belangrijk is om samen te reflecteren over het goede te doen voor de zorgvrager.

Samen reflecteren over wat het goede is om te doen bij een zorgvrager in een bepaalde context hoort bij het werk van elke zorgdrager. Laten we daar systematisch tijd voor vrij maken en het inplannen in onze werkschema’s.

Aan zorg doen is een relationeel gebeuren. Het speelt zich af in dialoog tussen zorgvrager en zorgdrager. Of in een trialoog tussen zorgvrager, zorgdrager en de naasten van de zorgvrager. Het gaat hierbij zelden om relaties tussen gelijken: de zorgvrager en zijn naasten bevinden zich in een afhankelijke situatie. Bovendien leven we in een cultuur die gekenmerkt wordt door waardenpluralisme. Onder meer door deze machtsongelijkheid en door het waardenpluralisme, staan zorgdragers voor de vraag: hoe moet ik handelen om het goede te doen in deze situatie bij deze zorgvrager?

Het gaat daarbij niet zozeer om de grote ethische vragen over leven of dood, maar veel meer over kleine ethische vragen uit het dagelijkse leven. Daarom is het nodig dat zorgdragers regelmatig samen nadenken over en tijd maken voor de manier waarop ze met hun zorgvragers omgaan. Een goede manier om dit te doen is via een moreel beraad. Een moreel beraad is een vertrouwelijk groepsgesprek tussen collega’s over een casus uit hun praktijk die door een van hen is ingebracht. Deze casus bevat minstens één morele vraag, een vraag naar wat de casusinbrenger als professional moet of mag doen in die situatie. Tijdens dit gesprek, dat het karakter heeft van een dialoog, onderzoeken de deelnemers gezamenlijk hun standpunten en ontwikkelen zij argumenten om uiteindelijk te bepalen hoe op die morele vraag het beste geantwoord kan worden. Om het gesprek in goede banen te leiden, wordt het begeleid door een gespreksleider, die niet inhoudelijk deelneemt. Er wordt gebruik gemaakt van een gespreksmethodiek, waarin de te nemen denkstappen beschreven worden. Een moreel beraad houden zou structureel verankerd moeten zijn in elke zorgsetting. Het zou een vanzelfsprekendheid moeten zijn, een vast onderdeel van elk werk in de zorg.

Bij WEPE, de werkgroep praktische ethiek van NETWERK VERPLEEGKUNDE, beseffen we dat het anderhalve uur dat nodig is voor zo’n moreel beraad niet altijd beschikbaar is. Daarom willen we een aantal kortere alternatieven voor moreel beraad in de kijker zetten. Deze leiden weliswaar tot een minder grondige analyse dan een moreel beraad. Maar waar een moreel beraad niet mogelijk is, bieden ze wel alternatieven om samen een casus ethisch te onderzoeken. We noemen er hier drie.

De eerste is Fasen van zorg (J. Tronto). Tronto stelt dat zorgen voor iemand vier fasen kent, die telkens gekoppeld zijn aan een eigenschap van goede zorg. Het is mogelijk om een casus op een bondige manier te bespreken aan de hand van deze vier fasen en eigenschappen. Later voegde Tronto nog een vijfde fase aan toe, die we eventueel ook in de analyse kunnen betrekken.

 

De tweede manier is een ethische situaties bespreken aan de hand van een kubus (A. Roelens). De basis ervan wordt gevormd door het begrip menswaardigheid, de start voor elk handelen in de zorg. De voorzijde van de kubus verwijst naar verschillende aspecten van het mens-zijn: het lichamelijke, de psyche, het sociale en het existentiële. Het bovenvlak bekijkt de drie niveaus waar binnen we zorg verlenen: het microniveau (de zorgrelatie), het mesoniveau (team of organisatie) en het macroniveau (maatschappij). De zijkant behandelt verschillende aspecten van een zorghandeling: de intentie, de handeling zelf en haar gevolgen. De derde manier is CURA (Amsterdam UMC), een gestructureerde methodiek om bij twijfels over goede zorg casussen te bespreken binnen een relatief beperkt tijdsbestek: een casusbespreking met CURA duurt ongeveer 25 minuten. CURA bestaat uit vier processtappen: concentreren, uitstellen, reflecteren en actie ondernemen.

Laat een gebrek aan tijd geen reden meer zijn om niet samen na te denken over wat het goede is om te doen in een specifieke situatie bij een bepaalde zorgvrager. Het komt de zorgvrager en de zorgdragers ten goede.


De laatste halte

Lien De Metsenaere werkte tien jaar op een ICU-afdeling en zeven jaar in een palliatief supportteam. Sinds januari 2023 begeleidt ze via huisbezoeken en op zelfstandige basis patiënten en hun naasten met palliatieve- en levenseindezorg, rouw en verlies. Ze geeft ook lezing en schreef het boek ‘Omdat we allemaal doodgaan’. Met dit verhaal wil ze meer bewustzijn creëren bij hulpverleners over palliatieve- en levenseindezorg.

De enige gebeurtenissen die we allen gemeenschappelijk hebben, is dat we geboren worden en weer doodgaan. Een groot deel van de zorgkwaliteit tijdens beide momenten is sterk afhankelijk van de zorgverleners die we rondom het kraam- of sterfbed hebben.

Ik deel met jullie het verhaal van Jacques*. Sinds het overlijden van zijn echtgenote, 18 jaar geleden, leeft deze 95-jarige man meer en meer geïsoleerd. Zijn warme familie tracht hem dagelijks zo goed mogelijk te omringen. De voorbije maanden kreeg Jacques plots te kampen met geheugenverlies en valproblemen: de diagnose van dementie wordt gesteld. Alleen thuis wonen wordt onveilig en de familie gaat op zoek naar een woonzorgcentrum. Thuis stapte opa nog. Sinds zijn verblijf in het woonzorgcentrum wordt dat klein beetje autonomie weinig tot niet gestimuleerd en al snel is hij gebonden aan een rolstoel. Zijn visuele hallucinaties zijn door de medicatie onder controle. Na een verblijf van zes maanden vermindert de kwaliteit van zorg aanzienlijk. De steeds fiere opa krijgt verschillende dagen na elkaar dezelfde, soms bevuilde kledij aangetrokken en ook zijn baard wordt niet meer dagelijks geschoren. Het woonzorgcentrum geeft het recente vertrek van een aantal trouwe zorgers als oorzaak.

We zijn zaterdag, 17 uur: Jacques zit in de eetzaal en verslikt zich in zijn boterham. Hij dreigt te stikken, een heimlichmanoeuvre baat niet. Opa is bewusteloos en stopt met ademen. Bij de opname in het woonzorgcentrum werd in een wilsverklaring vastgelegd dat opa niet meer wil gereanimeerd worden. Toch start een zorgkundige de reanimatie. Wanneer de mugarts ter plaatse komt is opa al gereanimeerd: hij heeft multiple ribfracturen, is bij bewustzijn, kreunt van de pijn, heeft wijd opengesperde, angstige ogen en heeft een snelle, reutelende ademhaling. De familie wordt opgebeld door de spoedarts en krijgt te horen: “Ik kan niets meer voor hem doen.” Bij aankomst in het woonzorgcentrum treffen zijn naasten een stervende opa aan die bij bewustzijn is en allesbehalve comfortabel. Het zorgpersoneel en de kleindochter bellen de huisartsenwachtpost, zonder resultaat.

Kort na middernacht verschijnt een jonge huisarts aan het bed van de stervende opa. Deze besluit dat opa amper pijnmedicatie gewend is en stelt als Tramadol-druppels voor, die helaas niet voorradig zijn in het woonzorgcentrum. Een merkwaardige therapie, als je weet dat opa niet meer in staat is tot slikken. De huisarts vraagt aan de familie om bij de apotheek van wacht langs te gaan. Deze weigeren vol ongeloof zijn verzoek. Om die reden stelt hij voor om 1 ampul morfine subcutaan toe te dienen en dit te herhalen om de vier uur. Het woord palliatieve zorg wordt niet uitgesproken door de arts en wanneer de familie vraagt of hij de palliatieve thuiszorg (PTZ) kan inschakelen, acht hij dit nog niet nodig. Pas als de situatie van opa morgenochtend nog dezelfde is, dan kan en mag van hem dit team worden geconsulteerd.

De familie wijkt niet van opa’s zijde. Zondagochtend schakelt de familie de verpleegkundige van de PTZ in. Deze krijgt telefonisch toestemming van de jonge huisarts voor een subcutane medicatiepomp. De arts komt niet meer langs. Na 19 lange uren van lijden lijken de symptomen van opa eindelijk onder controle. Die avond breken de symptomen weer door en wordt onvoldoende geanticipeerd door de zorgverleners van het woonzorgcentrum. De kleindochter helpt de verpleegkundige om opa op zijn zijde te draaien en met de hand de slijmen uit zijn mond te verwijderen. Een aspirator was op dat moment nog niet voorhanden, die was in gebruik bij een andere bewoner. Jacques is aan het stikken in zijn fluimen en de familie kan niets anders doen dan machteloos toekijken. Een zorgkundige zegt: “Jullie kunnen als familie niets anders doen dan ‘dit’ uitzitten, dit is het laatste proces.” Om 00.15 uur overlijdt Jacques.

Opa stikte in zijn boterham en overleed. Een overbodige reanimatie bracht hem met veel pijn en discomfort opnieuw in leven. Onvoldoende kennis over palliatieve- en levenseindezorg van de zorgverleners droegen bij tot het leveren van een 31 uur durende doodstrijd waarvan hij amper 8 uur comfortabel is geweest. Alsnog stikte hij in zijn fluimen door onvoldoende en het laattijdig opstarten van pijn- en symptoomcontrole.  Dit is een schrijnend voorbeeld van hoe palliatieve zorg anno 2023 in Vlaamse zorginstellingen helemaal niet hoort te zijn. Lieve mensen, deel dit verhaal van Jacques en zijn familie. Laat ons alsjeblief samen iets veranderen, door het vakonderdeel palliatieve zorg uit te breiden en te verplichten in onze zorgopleidingen. Niemand van ons verdient een laatste halte zoals deze.

 

*De naam van opa Jacques is fictief.


Mijn weg naar student verpleegkunde

Zoë Strobbe (18) is eerstejaarsstudent in de bachelor verpleegkunde aan de Arteveldehogeschool. Naar aanleiding van de internationale dag van de verpleegkunde vertelt ze waarom zij met hart en ziel voor deze studie kiest.

29 maart 2004 de dag waarop een lief, klein, teder meisje  geboren werd. De dag waarop ik direct al twee hartjes veroverde. De twee hartjes van mijn lieftallige ouders. Deze twee personen spelen een belangrijke rol in het verhaal waarom ik verpleegkunde ben gaan studeren. Beide ouders werken namelijk in de zorg. Mijn papa is al heel zijn carrière psychiatrisch verpleegkunde en mama werkte als animator in een rusthuis.

Vanaf kleins af aan kan ik me herinneren dat ik enthousiast zat te luisteren aan de ontbijttafel naar de verhalen die mijn papa te vertellen had over de nacht die hij er net had opzitten. Ik was altijd fier als een gieter op mijn ouders. Op woensdagmiddag gingen mijn broer, papa en ik wel eens helpen op het werk van mama. We deden mee met een activiteit of hielpen mama en papa een rolstoel voort te duwen tijdens een wandeling. Als er feestjes waren op het werk van mijn ouders vond ik het fascinerend en leuk om met hun collega’s te babbelen over mijn ouders.

Mijn ouders hebben beide altijd goed zorg gedragen voor mij en mijn broer en voor vele anderen. Het zorgen voor zit dus zeker in de familie. Op school en door vrienden werd ik ook steeds bestempeld als een zorgzaam persoon. Met veel liefde sta ik steeds voor iedereen klaar. Op de Chiro en het speelplein neem ik ook met veel plezier de EHBO-taken voor mijn rekening. Wat bloed schrikt me niet af. Is het wat sadistisch als ik zeg dat ik wel hou van dit soort actie op een Chiro namiddag? “Pijn is fijn”, hoor je ons op de Chiro soms eens zeggen. Voor de kinderen natuurlijk niet, maar ik haal er voldoening uit om hen goed te verzorgen.

Dit zijn tot nu toe al hele mooie redenen waarom ik verpleegkunde ben gaan studeren. Maar er is ook een iets mindere reden. Vier jaar geleden ben ik gevallen met de fiets. Het was een pijnlijk ongeval waarbij ik mijn meniscus en kruisband had gescheurd. Hiervoor moest ik geopereerd worden. De operatie was goed verlopen. Al ben ik heel slecht wakker geworden door de verdoving. Ik sukkelde met een lage bloeddruk en geraakte niet goed wakker. Ik kreeg vocht bij en moest een nachtje blijven in het ziekenhuis om mij te monitoren. In de ochtend was mijn bloeddruk veel te laag. Ze moesten een nieuwe zak vocht aanhangen en mijn infuus zat niet meer goed. De verpleegkundige in de nacht was niet vriendelijk en maakte me heel bruusk wakker. Ik als 14-jarige was natuurlijk erg geschrokken en wist niet goed wat ik moest denken van deze situatie.

Na deze nacht in het ziekenhuis wist ik het zeker. Ik word verpleegkundige. Ik vertelde iedereen dat ik mijn droom ging najagen. Want ik zal het beter proberen doen als de verpleegkundige die toen de nacht had. En dit werd vanaf toen mijn missie. Er altijd staan met een lach en vriendelijk zijn voor de patiënten en collega’s. 19 september 2022. Dat is de dag waarop ik startte aan mijn grote droom op de Arteveldehogeschool. Na een half jaar in deze opleiding te zitten, merk ik dat deze opleiding op mijn lijf geschreven is. Blij dat dit mijn job wordt.


Ethiek op macroniveau, een prioriteit

Geert Froyen is leerkracht ZEG! (Zingeving, Ethiek en Godsdienst) in de HBO5-opleiding van HIVSET in Turnhout. Hij is lid van WEPE, de werkgroep ethiek van NETWERK VERPLEEGKUNDE en deelt zijn overpeinzingen over ethiek in de zorg, op micro-, meso- en macroniveau.

Ik denk dat het tijd is voor ethiek op macroniveau. Ethiek op micro- en mesoniveau lijkt vast te lopen omdat het zorgwerk, het zorgen voor elkaar binnen de maatschappij niet de aandacht en middelen krijgt die klaarblijkelijk nodig zijn. Als we alleen al kijken naar het zorgethisch reflectieproces van Joan Tronto zien we misschien waar het schoentje wringt. Ben je niet zo van de zorgethiek en heb je het meer voor de deugden van Aristoteles, dan kan je naar de kardinale deugden kijken. Ook het utilisme kan helpend zijn en, waarom niet, het Leuvens personalisme. Zouden alle ethische stromingen niet tot de conclusie komen dat het nu vooral op macroniveau moet gebeuren? Het bedrijven van ethiek.

(Professioneel) zorgen voor wordt waarschijnlijk te weinig naar waarde geschat in onze samenleving, terwijl de zorgnoden (opgaven) groter lijken dan ooit. Steeds minder zorgprofessionals moeten steeds meer zorgwerk opnemen. Dat kan niet goed blijven gaan natuurlijk. Hier wordt dan uitgebreid over bericht in de kranten en op de sociale media. Jonge mensen die wel interesse hebben in de zorg zien en horen dat, maar voelen dat ook op vele werkplekken in de zorg. Het is niet vreemd dat ze uiteindelijk niet kiezen voor zo’n toekomstige werkplek.

Hoe die neerwaartse spiraal stoppen? Vragen om meer middelen? Zijn die er? Heeft ons land extra geld voor de zorg? Is dat de oplossing? Een deel van de oplossing misschien? Betere verloning voor de laagst betaalde jobs in de zorg? Realistischere staffing levels? Een betere mix van beroepsprofielen? Krijgen we zo meer jonge mensen en zij-instromers in de zorg? Kan op die manier de workload en werksfeer weer verbeteren en kan dat dan positief uitstralen op geïnteresseerde toekomstige medewerkers? Misschien moet er ook worden nagedacht om niet al het zorgwerk uit te besteden aan zorgprofessionals en aan mantelzorgers? Misschien zijn er in onze samenleving momenteel te veel burgers die zich onttrekken aan het geven van zorg? Al de zorgnoden en zorg opgaven kunnen misschien niet langer opgenomen worden door betaalde krachten en de naasten van de zorgvrager? Durven we dat als maatschappij onder ogen te zien? Hoe krijg je burgers zo ver om zorgtaken op zich te nemen als iedereen het druk, druk, druk lijkt te hebben? Gaan burgers zorgen voor andere mensen die ze nauwelijks kennen?

Dat het momenteel scheef loopt binnen veel zorgorganisaties door een gebrek aan professionele zorgdragers, dat is helaas waar. Het schuurt en kraakt, velen redden het misschien nog net ten koste van het wat schaarse personeel dat er nog is. Maar hoe langer hoe meer krijgen we signalen dat organisaties het niet meer lijken te redden en dus wordt zorg noodgedwongen afgebouwd. Zorgorganisaties doen er alles aan om nieuwe mensen te vinden en om hun huidige mensen te behouden en naar waarde te schatten.

Het lijkt te kraken bij de huisartsen, op sommige afdelingen in het ziekenhuis, bij de kinderopvang, in de ouderenzorg, in de hospices, in welzijnszorg, bij mensen met beperkingen … maar ook in het onderwijs. Wat maakt dat al deze sectoren het momenteel zo moeilijk lijken te hebben? Ethiek op macroniveau, dat lijkt nu de prioriteit te zijn. Welke vragen moeten we ons stellen als burgers in een democratische samenleving? Samen zijn we verantwoordelijk voor wat er lijkt mis te lopen in onze instituties, gemeenschappen en samenleving.

Er zijn best al veel analyses geweest, de problemen zijn uitvoerig beschreven en vastgelegd. Dagelijks zijn er wel casussen te vinden die de huidige problemen illustreren. Hoe komen we nu van diagnose na grondige reflectie tot aanpak van al deze maatschappelijke problemen? Stap per stap. Welke stappen kunnen we eerst zetten? Ethiek op macroniveau, misschien kunnen we daar met z’n allen starten? We hebben zoveel slimme mensen in onze maatschappij. Er moeten toch fundamentele en duurzame oplossingen te vinden zijn die breed gedragen kunnen worden?


Wie zorgt voor onze verpleegkundigen?

Lotte* werkt al achttien jaar in de gezondheidszorg. Na zware rugproblemen komt ze in een rollercoaster terecht en leert ze de andere kant van het bed kennen. Een fysieke zoektocht naar ander en haalbaar werk volgt. Een moeilijk verhaal, met een positief eindresultaat en een noodzakelijke boodschap.

De maatschappij verandert in een razendsnel tempo. De werkdruk in de zorg en in andere sectoren stijgt. Er komen heel wat veranderingen op ons allemaal af. Om het dan maar even niet over covid te hebben. Of toch wel, want daaruit blijkt de dringende nood aan meer mensen in de zorg. Ikzelf sta al enige jaren lang in de sector als verpleegkundige en als hoofdverpleegkundige in woonzorgcentra. Ik merkte de vele veranderingen doorheen de jaren op. Ik zag ook hoe belangrijk het is om de mensen die uitvallen door ziekte of lichamelijke problemen opnieuw te integreren op de arbeidsmarkt.

Dat laatste mocht ik zelf meemaken. Als hoofdverpleegkundige werk je in een woonzorgcentrum mee met de andere zorgverleners. Je springt in bij ziekte en helpt waar je kan. Toen ik uitviel door rugproblemen, werd de emmer van de andere verpleegkundigen in het woonzorgcentrum aanzienlijk zwaarder. Ik keerde, tegen doktersadvies in, vroeger terug omdat ik mijn collega’s niet in de steek wilde laten. Na drie maanden raakte ik opnieuw op de sukkel en volgde een nieuwe rugoperatie. Nog eens drie maanden later ging ik opnieuw aan de slag, met een duidelijke waarschuwing van de artsen dat ik niet meer mocht trekken of heffen.

En toen kwam covid. Het was zwemmen of verdrinken. Je doet gewoon verder en verdringt de pijn, want de enige weg is vooruit. Tot je lichaam stop zegt. Begin 2020 viel ik opnieuw uit en moest ik een nieuwe operatie ondergaan. Ik kreeg toen te horen dat ik nooit meer aan een bed zou mogen staan. Dat is voor een verpleegkundige een zwaar verdict. Akkoord, de pijn was weg en de revalidatie verliep vlot. Maar de emotionele rollercoaster die volgde was niet te overzien. Psychologisch eiste dit een zware tol. Want ik kon mijn job niet meer uitoefenen en bij mijn huidige werkgever mocht ik niet terugkeren.

Ik deed twintigtal sollicitaties omdat ik overtuigd ben dat verpleegkundigen meer zijn dan enkel de fysieke handelingen. Het is een gave, een roeping. Een belangrijke pijler in de maatschappij. Toen belandde ik in een ander woonzorgcentrum als opnamecoördinator. Maar, ik ben een verpleegkundige in hart en nieren. Mijn hart spreekt voor mijn patiënten en wil dicht bij hen staan. Ik ben geïnteresseerd in beleid, maar als verpleegkundige ben je vooral een doe-mens. Met administratie bezig zijn maakte me niet gelukkig en leidde tot een burn-out. Ik miste de verbondenheid, de connectie met de basis en passie waarvoor ik toen gekozen had.

Ik was eerlijk over mijn rugproblemen en verdrong veel omdat ik met mijn team vooruit wilde. Wat volgde was een fysieke en mentale lijdensweg. Ik heb het geluk dat ik mondig ben en mijn weg zelf kunnen vinden heb professioneel naar hulpbronnen en handvaten. Een job die mogelijk is voor mijn lichaam en voor mijn hart. Maar het is niet evident om alles zelf te moeten uitzoeken. Een schreeuw naar erkenning en hulp is zo groot. Net daarom is mijn kwetsbaarheid hier zo belangrijk.

 

* Lotte is een schuilnaam. De echte naam is gekend bij de redactie.